Zonder liefde gaat het niet
Vorige maand schreef mijn echtgenote Ingrid de Groen over de paradox van de vrijheid. Aan de ene kant ervaar je geen vrijheid als je geen liefde kent; vrienden en dierbaren bezorgen je een hoge vorm van vrijheid: namelijk die van het je gewaardeerd en geliefd weten.
Aan de andere kant voel je je pas weer vrij als je dochter met haar pas behaalde rijbewijs na een autoritje weer veilig thuis is. Liefde voor je kind lijkt je dus even vrij als gebonden te maken.
Dat vrijheid en gebondenheid haast als synoniemen kunnen worden opgevat, viel me een paar weken geleden andermaal op toen ik voor een groep economiestudenten in Rotterdam kwam te spreken over Augustinus' ideeën over genade en liefde.
Ja, u leest dit goed. Studenten economie denken ook na over liefde, al is dit een categorie die nog niet helemaal verdisconteerd is in het mensbeeld (de rationele homo economicus) dat aan de modellen in hun vakgebied ten grondslag ligt.
Het begrip van liefde dat Augustinus ontwikkelt staat eigenlijk haaks op het idee dat zij van hun eigen leven hebben. Je studeert omdat je je een bestaan moet opbouwen, je zelf in een carrière wilt laten gelden, respect en waardering wil afdwingen en status moet verwerven. Je leven moet je zelf maken.
Als Augustinus over genade en liefde tegelijk spreekt dan benadrukt hij steeds dat dit nu juist krachten zijn die voorafgaan aan dat wat wij zelf aan goeds bewerkstelligen én die niet te verkrijgen zijn door hard werken of door het afdwingen ervan.
De meest kostbare, helende, troostende en bevrijdende kracht die er is - liefde - wordt je dus geschonken. Pas nadat ze zijn liefgehad, zijn mensen in staat zelf lief te hebben, hun werk met de juiste intentie te doen en goede vruchten te laten voortbrengen en hierin hun vrijheid te vinden. Uitgerekend door iets dat je om niet, gratis ontvangt, kun je je een bestaan opbouwen – en dus niet op eigen kracht alléén – waardoor je je vrijheid gaat ervaren.
Aan dit soort gedachten moeten studenten natuurlijk nogal wennen. En ik zelf ook als ik dit overlees. Het is toch een merkwaardige paradox: mensen hebben zoveel talenten; wij zijn tot ongelooflijk veel in staat. Maar als dat wat wij voortbrengen niet vanuit waardering, vriendschap en liefde voor de ander gebeurt, leidt ons werk tot niets of niet veel goeds.
Uitgerekend die deugd, waarde en grondkracht van vriendschap en liefde moet je eerst ervaren hebben om ze niet alleen de energiebron van je handelen te doen worden, maar je handelen ook goed voor anderen te laten zijn.
Paul van Geest is hoogleraar Kerkgeschiedenis en Geschiedenis van de Theologie aan Tilburg University en hoogleraar Theologie en Economisch denken aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Elke maand schrijven hij en zijn echtgenote Ingrid de Groen beurtelings een column.