Zeg maar jij
De eerste keer dat een leerling mij aansprak als ‘meneer’ schrok ik me wezenloos. Ik was vijfentwintig, net begonnen als leraar in opleiding, en ik vond mezelf bepaald geen ‘meneer’. Het werd nog erger toen ik ergens in mijn eerste maanden met mijn vriendin naar een klassiek concert ging waar ook een groep leerlingen aanwezig bleek te zijn, als culturele groepsactiviteit. Een groepje kwam enthousiast op me af en tot hilariteit van mijn vriendin vroegen ze: “Meneer, wat vond u ervan?”
Het was dus wel even wennen. Maar het was op de school waar ik werk nu eenmaal de gewoonte (een regel was het niet). Al snel stond ik er niet meer bij stil en leerde ik te reageren op het woord ‘meneer’. Pas toen ik een keer een gastles gaf op een Vrije School, waar voornamen de norm zijn, besefte ik dat het ook anders kan.
Waarom doen we dat meneren en mevrouwen eigenlijk? Op die Vrije School gaf iedere leerling me bij binnenkomst een hand - dat is toch net zo zeer een teken van respect als een formele aanspreekvorm?
Er zijn collega’s die vanaf het begin duidelijk zijn tegen leerlingen: noem mij bij de voornaam. Dat is dan voor iedereen helder. Ik nam me voor om in elk geval in andere contexten, buiten de lessen, de voornaam te laten hanteren en leerlingen te vragen me te tutoyeren. Tijdens de Rome-reis bijvoorbeeld, of tijdens repetities voor het toneelproject - activiteiten die toch al grotendeels buiten schooltijd plaatsvinden en waar de leerlingen en ik al ongeveer elkaars gelijke zijn.
Met enig aandringen lukte het bij die gelegenheden om het ‘meneer’ te verdringen, maar ik moest wel constateren dat veel leerlingen binnen de les onmiddellijk weer overgingen tot het vertrouwde ‘u’. En tot mijn stomme verbazing constateerde ik bij mezelf ook een kleine weerstand. Ik was inmiddels zo gewend geraakt aan de formele aanspreekvorm, dat ik bijna een leerling corrigeerde die - nota bene op mijn eigen verzoek - tutoyeerde en mijn voornaam gebruikte.
Hecht ik dan toch aan het gemeneer? Of was het ook voor mij de macht der gewoonte? Ik denk dat laatste. Ik hecht veel waarde aan wederzijds respect, maar dat uit zich op veel meer manieren dan alleen een aanspreekvorm. Misschien ga ik er ooit nog wel eens toe over om me ook in de lessen te laten tutoyeren.
Adriaan Kegel is leraar klassieke talen in Groningen.