Zacht paternalisme
Overheden proberen al eeuwenlang bepaalde verlangens te stimuleren of af te remmen. De klassieke, normerende overheidsinstrumenten zijn wetgeving en handhaving, belastingheffing, subsidies en voorlichtingscampagnes. De laatste jaren maakt de overheid in toenemende mate gebruik van nudging, subtiele gedragsinterventies.
Meestal gaat het om het inspelen op onbewuste of irrationele processen. Een bekend en onschuldig voorbeeld is de afdruk van groene voetstappen aan de rechterzijde van roltrappen. Ook in de Nederlandse beleidspraktijk worden nudges inmiddels volop toegepast. Zo kregen een paar jaar geleden huiseigenaren per post hun voorlopige energielabel toegestuurd. Deze energielabels waren, zo gaf het ministerie toe, welbewust (te) laag ingeschat om woningbezitters aan te zetten tot energiebesparing.
Naar verwachting zal nudging de komende jaren steeds meer worden ingezet als beleidsinstrument. Op verschillende ministeries zijn nudge-afdelingen opgetuigd en de Belastingdienst heeft een team Gedragsverandering. De toenemende populariteit van nudging lijkt samen te hangen met twee ontwikkelingen. In de eerste plaats wordt op steeds meer fronten duidelijk hoezeer individueel gedrag bijdraagt aan het ontstaan en oplossen van maatschappelijke vraagstukken, van klimaatverandering tot gulzige zorgconsumptie. In de tweede plaats sluit het instrument van nudging aan bij een terugtredende overheid, die enerzijds loslaat en vertrouwen geeft aan burgers en anderzijds ondersteuning biedt waar dat nodig is. Nudging past in deze nieuwe overheidsrol.
Het lijkt onschuldig, deze zachte vorm van paternalisme. Ogenschijnlijk gaat het slechts om het behaalde resultaat: goed gedrag, verantwoordelijke burgers of gezondere mensen. Maar er is een keerzijde. Het gevaar van manipulatie ligt namelijk al snel op de loer. Want wat zijn de normatieve grenzen voor gedragsbeïnvloeding door de overheid? In feite vertrekt nudging vanuit een beeld van de mens die gecorrigeerd, gedresseerd en opgevoed moet worden, al is het dan zo subtiel mogelijk. Klaarblijkelijk is er weinig vertrouwen in de verantwoordelijkheid en creativiteit van de mens.
Echt problematisch wordt het als de nudging zich richt op specifieke achterstandsgroepen, zoals kwetsbare families en ‘risicojongeren’. Een volgende stap zou namelijk kunnen zijn dat gedragsvoorschriften expliciet gekoppeld worden aan de toegang tot de voorzieningen van de verzorgingsstaat. Gaan we toegang tot sociale huurwoningen verbinden aan goed gedrag?
Een debat over de normatieve grenzen van de overheid bij gedragsbeïnvloeding is van belang. Want hoe meer de overheid ruimte heeft om via gedragspolitiek in te grijpen in onze keuzeprocessen, hoe gemakkelijker de staat kan omslaan in een controlestaat.
Pieter Jan Dijkman is directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA.