
Wij mensen kunnen geen Verlosser zijn
Toen ik twee jaar geleden de met veel lof ontvangen roman De trooster van Esther Gerritsen las, moest ik als vanzelf terugdenken aan de roman Stille zaterdag van Désanne van Brederode van zeven jaar eerder. De gelijkenissen zijn namelijk opmerkelijk, overigens zonder dat ik wil suggereren dat er sprake is van plagiaat.
Ga maar na: twee vooraanstaande Nederlandse literatoren schrijven een roman over een fictieve Nederlandse politicus die de dagen voor Pasen gebruikt om zich te bezinnen op haar en zijn leven. Hebben beide romans met zoveel overeenkomsten ook een vergelijkbare boodschap te vertellen?
Bij aanvang van deze veertigdagentijd besloot ik beide boeken achter elkaar te herlezen. Dit keer viel mij onmiddellijk een belangrijk verschil op: de schrijfstijl van de auteurs. Van Brederode schrijft essayistisch, geduldig zoekend en onderzoekend hoe twee mensen die diepe liefde voor elkaar voelen en die in een platonische vriendschap proberen vorm te geven.
Gerritsen heeft daarentegen een sobere schrijfstijl, vrijwel helemaal ontdaan van elke opsmuk en uitweiding. Hoe verschillend ook in stijl, beide schrijfsters stellen grote en klassieke thema’s als vriendschap, schuld, boete, vergeving en mededogen aan de orde.
Spirituele behoefte
Van Brederode heeft in Stille zaterdag twee personages gecreëerd die in onze seculiere samenleving hun zoektocht naar God en spiritualiteit gemeen hebben. De eerste is Sarah. Zij is de burgemeester van Amsterdam en boegbeeld van de ChristenUnie. Ze heeft zich losgemaakt van haar zware orthodoxe geloof en daarmee ook van haar familie.
Haar man Johan deed hetzelfde en dat is eigenlijk het enige dat haar verbindt met haar echtgenoot, een vrijzinnige dominee in ruste die zijn ambt opgaf om zijn vrouw bij haar drukke politieke baan te ondersteunen.
De vrijzinnigheid van Johan gaat inmiddels zover dat Sarah niet meer met haar geloofsbeleving bij hem terecht kan
De vrijzinnigheid van Johan gaat inmiddels zover dat Sarah niet meer met haar geloofsbeleving bij hem terecht kan. Als zij daarom bij een of andere opening in de hoofdstad de kunstkenner en tv-persoonlijkheid Maurice leert kennen, herkent Sarah in hem een vergelijkbare spirituele behoefte.
Maurice komt uit een atheïstisch gezin, de zoektocht naar het Hogere komt bij hem geheel uit zichzelf. Door het werk van zijn vader groeide hij als buitenstaander op in Brabant en tegen de zin van diezelfde vader vond hij als vanzelf zijn weg naar de plaatselijke parochie. Hij heeft dus katholieke wortels zonder dat hij via zijn familie uit die traditie voortkomt.
Diepe vriendschap
Tussen Maurice en Sarah ontstaat een diepe vriendschap waarbij zij beiden ook zoeken naar de definiëring van hun relatie.
Het is ook liefde die zij voor elkaar voelen, zoveel wordt snel duidelijk. Met de explicitering van die gevoelens wordt de vriendschap gecompliceerd. In tegenstelling tot Sarah heeft Maurice een goed huwelijk en dat is de reden dat Sarah niet doorpakt. Ze wil zijn vrouw en zoon niet belasten met de liefde die Maurice en zij voor elkaar voelen. Het moet daarom bij vriendschap blijven.
In tegenstelling tot Sarah heeft Maurice een goed huwelijk en dat is de reden dat Sarah niet doorpakt
Daarmee ligt de prachtige vraag op tafel of de bevrediging van hun beider spirituele behoefte hun fysieke verlangens kan temperen. Het impliciete antwoord - nee dat lukt niet - komt aan het slot niet als verrassing maar voor hen beiden wel te laat.
Van Brederode laat beiden in de dagen voor Pasen terugkijken op hun vriendschap die al weer enkele jaren achter hen ligt. Naar de smaak van Maurice gaf Sarah een erg functionele invulling aan de vriendschap: ze ‘gebruikte’ Maurice vooral als klankbord bij vragen en dilemma's die ze in haar werk tegenkwam. Omdat Maurice het gevoel had dat de vriendschap daarmee erg onevenwichtig werd, verbrak hij de vriendschap uiteindelijk.
Gemis en onbegrip
Bij Sarah schrijnen het gemis, het verdriet en onbegrip over de plotselinge beëindiging van de vriendschap; Maurice realiseert zich op Stille zaterdag dat hij een grote fout heeft gemaakt. Sommige liefdes zijn zo groot, voorbestemd zelfs, dat zelfs de mensen die van jou houden en het slachtoffer van jouw nieuwe liefde worden, dat zullen (moeten) begrijpen. Hij stuurt Sarah een tekstbericht om het contact te herstellen.
Van Brederode wekt de suggestie dat de beroering die dit bericht bij de inmiddels afgetreden burgemeester van Amsterdam teweeg brengt, de oorzaak is van het noodlot dat vervolgens toeslaat.
Euforie
Gerritsen vertelt haar verhaal vanuit het perspectief van Jacob, die klusjesman is in een klooster. Jacob is geboren met een afwijking aan zijn gezicht. In het klooster heeft hij zijn thuis gevonden, ver weg van de boze buitenwereld van mensen die hem aanstaren maar meestal ook met weerzin snel van hem wegkijken.
De broeders in het klooster nemen hem zoals hij is. Zelfs dat hij eigenlijk geen goede klusjesman is, nemen ze voor lief. Dat geeft hem ook het onbestemde gevoel dat hij een ideëel project is: ze willen goed doen en daarom laten ze hem als enige niet-monnik toe in het klooster.
Toch voelt Jacob zich er thuis, of misschien beter: veilig, ver weg van mensen die hem aanstaren, beoordelen en onderschatten.
Gevallen staatssecretaris
Dan komt de gevallen staatssecretaris Henry Looman als gast het klooster binnen. Hij heeft het nieuws gehaald met verkeerde declaraties of zoiets, moest daarom aftreden en nu wil hij zich in het klooster bezinnen.
Jacob wijst de charismatische oud-politicus verschillende malen op de monnik Andries die voor gasten beschikbaar is voor pastorale gesprekken. Maar Henry verkiest Jacob de klusjesman als zijn vriend. Die gaat na aanvankelijke weerstand overstag, hij kan de verleiding om door een publiek persoon uitverkoren te worden niet weerstaan. ‘Henry’s interesse was mijn brandstof’.
Jacob betreedt met deze vriendschap onbekend terrein. Hij wordt overvallen door een gevoel van euforie, of eigenlijk: liefde. Gerritsen laat prachtig zien welk effect het heeft als iemand die zich aan de wereld heeft proberen te onttrekken opeens wordt gezien. ‘Henry had de vreugde in mij wakker gemaakt, plezier, vriendschap nachtelijk drinken’, tekent zij op.
Jacob wil de ongelovige Henry alles over het christelijke geloof en zijn tradities uitleggen. Hij ondervindt dat hij het heerlijk vindt om te onderwijzen; zo moet het ongeveer zijn om een kind iets bij te brengen dat nieuw voor hem is, denkt Jacob als hij Henry uitleg verschaft bij een christelijk gebruik. De euforie van de liefde gaat maar moeilijk samen met het de Veertigdagentijd in de aanloop naar Pasen. Die vraagt contemplatie en verstilling, maar Jacob loopt over van energie.
Gifbeker
Maar op de ochtend na Pasen bekent Henry dat hij de avond ervoor een vrouw die ook als gast in het klooster verblijft, heeft verkracht. ‘Tegen jou kan ik het wel zeggen’, zegt Henry tegen Jacob. Hij geeft daarmee een gifbeker aan Jacob. ‘De woorden kwamen als messteken binnen. Dat uitverkoren zijn zo kan verwonden.’
Jacob wil als een echte vriend loyaal blijven. Hij wil misschien nog meer dan trooster ook verlosser van Henry zijn
Jacob wil als een echte vriend loyaal blijven. Hij wil misschien nog meer dan trooster ook verlosser van Henry zijn. Hij ziet hem niet alleen als dader maar ook als slachtoffer die hulp nodig heeft om zich van zijn eigen geesten en demonen te verlossen. Daarbij is hij niet gespeend van enig eigen belang: Jacob is simpelweg doodsbang dat zijn vriend Henry uit het klooster vertrekt en hij terugvalt naar zijn oude, eenzame en onzichtbare bestaan in het klooster.
Publieke personen
Net als Van Brederode goochelt Gerritsen hier met de rollen die het Paasverhaal kent: schuldige, uitverkorene, verlosser, verrader en slachtoffer. Jacob was de uitverkorene, wilde vervolgens verlosser zijn, maar wordt misschien wel medeschuldig als hij zich over de dader ontfermt.
Voor Jacob had Henry ook Messiaanse trekken: hij was zijn verlosser uit het anonieme bestaan in het klooster, maar Henry blijkt uiteindelijk zowel schuldig als verrader.
Hier is een groot verschil met Stille zaterdag. Maurice denkt dat Sarah hem slechts nodig heeft als klankbord voor haar dilemma’s in haar lastige positie als burgemeester van Amsterdam. Hij wenste niet op die manier haar uitverkorene te zijn, hij hoopte op meer en omdat zij dat niet wilde geven, verbrak hij de vriendschap.
Hij miskent daarmee de zuivere motieven van zijn object van liefde: Sarah houdt geen afstand omdat zij slechts een sparringpartner zoekt buiten het stadhuis, maar alleen omdat zij geen schuld wil hebben aan een gebroken huwelijk. Dat haar eigen huwelijk weinig meer voorstelt en zij inmiddels van een andere man houdt, mag geen reden zijn om twee onschuldige mensen – namelijk de vrouw en zoon van Maurice – op te zadelen met de gevolgen daarvan.
Dat je jezelf kunt wegcijferen voor iemand, gaat zijn voorstellingsvermogen te boven
Zo'n hoogverheven morele standaard is voor Henry letterlijk niet te geloven. Dat je jezelf kunt wegcijferen voor iemand, gaat zijn voorstellingsvermogen te boven. Mensen zijn voor hem instrumenten om doelen mee te bereiken, niet wezens waarmee je een gemeenschap vormt en die je schatplichtig bent.
Jacob denkt uitverkoren te zijn, voelt zich vervolgens schuldig over de verkeerde keuzes die hij maakt maar is uiteindelijk misschien vooral slachtoffer van het verraad van wie hij dacht dat het zijn vriend was.
Verrijzenissen
Gerritsen laat haar hoofdpersoon een prachtige verklaring geven waarom (fictieve) bekende Nederlanders centraal moeten staan in een Paasroman: ‘Publieke personen zijn in levenden lijve niets minder dan verrijzenissen.’
Die verrijzenissen trekken onze aandacht, we voelen onszelf groter en beter als we door hen worden gezien. We kunnen zo opgaan in het verkrijgen van hun aandacht dat we de mensen die onze aandacht nodig hebben over het hoofd zien.
Die verrijzenissen trekken onze aandacht, we voelen onszelf groter en beter als we door hen worden gezien
Wat zowel Van Brederode als Gerritsen laten zien met hun beider prachtige romans, is dat mensen zich vertillen als zij zichzelf als verlosser of uitverkorene zien, of als zij dat op anderen projecteren. Bij Maurice en Jacob vertroebelen eigen gevoelens en verlangens hun intenties. De ware Verlosser heeft geen eigen belang, ziet alleen dat van de ander.
Ons gewone mensen rest daarom niets anders dan proberen zo veel mogelijk lief te hebben en een goede vriend, moeder, collega, partner te zijn. Dat lukt Sarah nog het beste met haar zuivere intenties en hoge morele standaard, maar daarvoor wordt ze niet beloond. De aarde wil maar geen hemel worden. Tot die tijd is het behelpen met onze feilbaarheid.
Rien Fraanje is publicist
Désanne van Brederode, Stille Zaterdag, Amsterdam: Querido, 2011.
Esther Gerritsen, De Trooster, Amsterdam: De Geus, 2018.