
Wees niet bang
Het hoogstwaarschijnlijk door een verstoorde relatie tussen dier en mens veroorzaakte vleermuisvirus leidde bij veel mensen tot grote zorg voor besmetting. Mijn vrouw en kinderen drongen er krachtig op aan dat ik mij daarom zou houden aan de door de overheid nogal dwingend geadviseerde opsluiting in de eigen woning. Dat heb ik maar gedaan.
Maar de zorg van mijn naasten en een groot deel van onze medemensen deel ik niet. Ik heb oprecht geprobeerd bezorgd te zijn voor en over de besmetting, maar het is mij niet gelukt. Misschien lag het aan die zo bekende psalm 23 en dan speciaal vers 4:
Al moet ik door dalen van duisternis en dood,
ik ben voor geen onheil bang,
want U bent bij mij:
uw stok en uw staf
geven mij nieuwe moed.
Van dat onvermogen bezorgd te zijn voor medisch te definiëren onheil leed ik ook al toen ik in 2012 een open hartoperatie moest ondergaan. Mijn naasten vonden het doodeng, letterlijk en figuurlijk. Het is mij toen evenmin gelukt gevoelens van onrust te koesteren.
Futiliteiten
Is het Godsvertrouwen? Impliciet verwijst de eerste regel van deze strofe trouwens ook naar de dood als begin van het eeuwig leven, maar dat heeft iets minder te maken met onze geestelijke weerstand tijdens een pandemie.
Als ik heel eerlijk ben: dat Godsvertrouwen ontbeer ik vaker dan mij lief is, en bijna altijd wanneer het gaat om futiliteiten of totaal irrationele angsten en al dan niet onterechte schuldgevoelens. Mede daarom wil ik graag nog een andere psalm onder de aandacht brengen: psalm 51. Die psalm vergezelt mij al heel lang, sinds ik als twaalfjarige de eerste verzen zelfs uit mijn hoofd kon opzeggen. Ik beperk mij nu tot de eerste tien verzen.
Wees mij genadig, God die liefde bent; U, grenzeloze barmhartigheid, wis uit wat ik heb misdaan.
Was mij schoon van schuld, Reinig mij van mijn zonde.
Ik beken: ik heb mij misdragen, mijn zonde klaagt mij voortdurend aan.
Tegen U alleen heb ik gezondigd, ik heb gedaan wat in Uw ogen slecht is.
Waarachtig, Uw vonnis is terecht, Uw oordeel blijft onaanvechtbaar.
Ik ben schuldig vanaf mijn geboorte, mijn moeder werd in zonde zwanger van mij.
Waarheid wenste U in het donker van de schoot, U liet mij, verborgen nog, wijsheid kennen.
Reinig mij met hysop en ik zal schoon zijn; was mij en ik zal witter dan sneeuw zijn.
Laat blijdschap weer volop mijn deel zijn, en laat mijn gebeente, dat door U werd gebroken, gaan dansen.
Laten wij dus in deze rare tijden de psalmen lezen, en dansen zonder zorg en onrust in de Naam van de Heer.