Voorbij de groepsfoto-diversiteit
Ergens vorig jaar hield ik een verhaal over mijn historisch onderzoek op de Vrije Universiteit (VU) en ik waagde het het woord ‘divers’ in de mond te nemen. Ik was blij verrast door de samenstelling van het publiek. Er zaten mensen bij elkaar die ik zelden tegelijk had gezien.
Dus ik zei: “Wat een divers publiek. Ik zie onder meer atheïsten en bevindelijk gereformeerden”. Ik begon goedgemutst aan mijn verhaal.
Dat was wat al te naïef. Diversiteit, vaak juist het gebrek daaraan, is immers een gevoelig gegeven. Mensen zijn alert op het diverse karakter van groepen, zeker als het een belangrijke commissie of de invulling van een hoogleraarspost betreft. Waar zijn de vrouwen? Waar zijn de mensen met een migratieachtergrond?
Als je dan zélf de term ‘divers’ in de mond neemt, word je op de vingers gekeken. Spiedende blikken gingen rond na mijn openingszinnen: is dit een divers gezelschap?
Dus ik zei: "Wat een divers publiek. Ik zie onder meer atheïsten en bevindelijk gereformeerden"
Begrijp me niet verkeerd: de aandacht voor diversiteit is terecht. Het is belangrijk dat mensen gelijke kansen krijgen in het onderwijs, op de huizenmarkt en bij de verdeling van banen. Het is verkeerd als mensen op basis van hun etniciteit, geslacht, leeftijd of sociaaleconomische positie worden benadeeld.
Toch gebeurt het. Vorig jaar bleek bijvoorbeeld uit onderzoek van De Groene Amsterdammer dat woningzoekenden met een ‘Nederlands’ klinkende naam veel vaker een huis mogen komen bezichtigen dan een woningzoekenden met een ‘Marokkaanse’ naam.
Maar in plaats van radicaal voor inhoud of kwaliteit te kiezen, waardoor persoonskenmerken op den duur geen rol meer spelen, hameren we met z’n allen juist tot vervelens toe op de persoonskenmerken. Arjen van Veelen, journalist bij De Correspondent, beschreef dit gegeven vorige maand treffend in een essay over het diversiteitsbeleid in Rotterdam: ‘Negen van de tien keer bedoelen mensen dan de oppervlakkige, cosmetische variant. Verschillende kleuren, mannen en vrouwen. Noem het groepsfoto-diversiteit.’
Het is verkeerd als mensen op basis van hun etniciteit, geslacht, leeftijd of sociaaleconomische positie worden benadeeld. Toch gebeurt het
Terug naar het seminar op de VU. Van de pakweg twintig aanwezigen waren er twee vrouw. Na afloop kreeg ik te horen: dat is niet divers.
Maar met ‘divers’ doelde ik op de achtergronden en de denkwerelden van de aanwezigen. Ik sprak over de geschiedenis van de reformatorische wereld en ik was benieuwd hoe een atheïst en een refo - beiden historici - daarop zouden reflecteren. De een had de Nashvilleverklaring ondertekend en de ander kon het verschil tussen het CDA en de SGP niet uitleggen. Hun perspectieven, vragen en opmerkingen ten aanzien van mijn betoog bleken zeer verschillend. Puur goud.
De aanwezige vrouwen werden beoordeeld op basis van hun geslacht, niet vanwege hun inhoudelijke inbreng. Op deze manier schiet de roep om diversiteit het doel voorbij. Het doel is dat geslacht of kleur er niet toe doen. De praktijk is echter dat we haast nergens anders over praten.
De aanwezige vrouwen werden beoordeeld op basis van hun geslacht, niet vanwege hun inhoudelijke inbreng. Op deze manier schiet de roep om diversiteit het doel voorbij
Op deze manier is de aandacht voor diversiteit niet meer dan een geïnternaliseerde politiek-correcte reflex en raakt datgene waar het uiteindelijk om draait uit het zicht: de inbreng en kwaliteit van mensen.
Christoph van den Belt is historicus. Hij werkt als promovendus aan de Vrije Universiteit en als docent Journalistiek aan de Christelijke Hogeschool Ede