
Voer juist nu een goed gesprek met leerlingen
Waar een crisis al niet goed voor kan zijn. Uit een recente ledenpeiling van onderwijsorganisatie Verus blijkt dat leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo) tijdens de coronacrisis meer motivatie en verantwoordelijkheid tonen dan gedacht. En dat terwijl er op middelbare scholen al jaren wordt geklaagd over de motivatie van leerlingen.
Als straks ook de vo-scholen hun deuren weer openen, ligt er een gouden kans om met leerlingen het gesprek aan te gaan. Over wat hen tijdens de crisis bezighield, maar ook over wat hen bij de les hield. En wat dat volgens hen zegt over het onderwijs van de toekomst op school.
Al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw pleiten zowel leerlingen als scholen voor inspraak van leerlingen binnen de school. Dit resulteerde in 2016 in een overeenkomst tussen het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) en de VO-raad. Beide organisaties riepen vo-scholen op om leerlingen de gelegenheid te bieden zich te organiseren in een leerlingenraad of een ander inspraakorgaan, dat de schoolleiding gevraagd en ongevraagd advies kan geven over het leef- en onderwijsklimaat op school.
Terughoudendheid
Inspraak is niet de enige mogelijkheid om leerlingen een actieve rol te geven in het onderwijs. In het kader van burgerschapsvorming valt bijvoorbeeld ook te denken aan het ‘trekken’ van maatschappelijke projecten. Veel vo-scholen zetten hierop in.
Als straks ook de vo-scholen hun deuren weer openen, ligt er een gouden kans om met leerlingen in gesprek te gaan. Over wat hen tijdens de crisis bezighield, maar ook over wat hen bij de les hield
Daarnaast bieden scholen leerlingen gaandeweg meer zeggenschap over het eigen leerproces: keuzemogelijkheden in de vakken die ze wel of niet willen volgen en het tempo waarin ze dat willen doen. En er zijn scholen die experimenteren met de evaluatie van docenten door leerlingen en deelname aan onderzoek naar lesactiviteiten (‘lesson study’).
Studies tonen aan dat zeggenschap en betrokkenheid bij het onderwijs een positief effect hebben op de motivatie van leerlingen. Toch zijn scholen over het algemeen nog terughoudend om leerlingen te betrekken bij de toekomst van het onderwijs op de school.
Dat komt allereerst door de hoge werkdruk op scholen, waardoor het organiseren van leerlingenparticipatie gemakkelijk wordt ervaren als het ‘zoveelste project dat erbij komt’. Daarnaast praten onderwijsprofessionals en ouders nog steeds gemakkelijker óver leerlingen dan mét de leerlingen.
En precies daar knelt het. Want scholen zijn er niet alleen om leerlingen kennis bij te brengen of om hen in te voegen in de maatschappij. Scholen hebben ook de opdracht leerlingen te vormen als persoon. En dat kan niet zonder gesprek met hen.
Vorming tot actorschap
De onderwijspedagogiek houdt zich bezig met de vraag waar de persoonsvorming van leerlingen uiteindelijk toe zou moeten leiden. Wat zou de bedoeling van deze vorming moeten zijn?
Volgens de Franse pedagoog Philippe Meirieu gaat het erom dat de leerling wordt begeleid in het vormgeven van een toekomst voor zichzelf in de samenleving, zonder dat de leraar of ouder de definitieve uitkomst van dit proces bepaalt. Dit openen en open houden van toekomst veronderstelt dat de leerling gaandeweg ‘actorschap’ ontwikkelt: de vaardigheid en de wil om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen handelen. De stip op de horizon van actorschap is vanuit de ethiek gezien een goed leven, samen met en voor anderen, in een rechtvaardige en duurzame samenleving.
Scholen zijn er niet alleen om leerlingen kennis bij te brengen of om hen in te voegen in de maatschappij. Zij hebben ook de opdracht leerlingen te vormen als persoon
Hoe actorschap eruit moet zien om dit te bereiken, daarvoor kunnen de leraar en de ouder hun beelden en idealen in gesprek brengen. De kunst is dit zo te doen dat de leerling ruimte krijgt om daar eigen beelden tegenover te zetten. Ook als daarbij de toegevoegde waarde van de school en het onderwijs ter discussie wordt gesteld.
Scholen die hun persoonsvormende taak goed op het netvlies hebben, kunnen leerlingen op alle mogelijke manieren verleiden tot het ontwikkelen en tonen van actorschap. Dit lukt niet goed in een gesloten organisatiemodel dat de buitenwereld buitensluit, of een organisatiemodel dat uitgaat van een aanbieder-klantrelatie.
Het vraagt van scholen dat ze zichzelf definiëren als gemeenschappen waarin leerlingen als volwaardige leden van de gemeenschap betrokken worden bij het gesprek over de toekomst van die gemeenschap en haar kerntaak: goed onderwijs realiseren.
Onderwijs als gezamenlijk proces
In dit gemeenschapsmodel is onderwijs geen dienst die door de school aan de leerling of de samenleving wordt geleverd, maar een gezamenlijk proces waarin alle betrokkenen, - professionals, ouders én leerlingen - aan zet zijn. Dat dit geen utopie, maar een reële mogelijkheid is, bewijst het voorbeeld van een vo-school in het midden van het land, die het schoolplan samen met leerlingen schreef.
Dat binnen de school-als-gemeenschap leerlingen een andere rol vervullen dan onderwijsprofessionals en ouders staat buiten kijf. Onderwijsprofessionals weten meer als het gaat om vakinhoud, onderwijskunde, didactiek en pedagogiek. Maar ze zijn niet alwetend. Bovendien vereist hun professionaliteit het vermogen en de wil om aanspreekbaar te zijn op het eigen handelen.
Het vraagt van scholen dat ze zichzelf definiëren als gemeenschappen waarin leerlingen als volwaardige leden van de gemeenschap worden betrokken bij het gesprek over de toekomst van die gemeenschap
Leerlingen zijn ervaringsdeskundigen als deelnemers aan onderwijs dat grotendeels door anderen wordt geregisseerd. Die specifieke ervaring kan zeer verhelderend zijn.
Want hoe komt het bijvoorbeeld dat een leerling, die eerder regelmatig te laat kwam, nu elke ochtend stipt op tijd achter de computer zit om deel te nemen aan lessen-op-afstand? Of dat een leerling, die in de klas zelden iets durft te zegen, nu in een videogesprek met de mentor honderduit praat? En wat bracht een paar opgeschoten vo-leerlingen ertoe een docent tijdens een Teams-sessie te ‘muten’? Het gesprek met leerlingen over hun ervaringen met het onderwijs, kan een nieuw licht werpen op wat onderwijsprofessionals voor hen bedenken.
De crisis als kans
De coronacrisis biedt bij uitstek een kans om er samen eens goed voor te gaan zitten. De dreiging van de pandemie en het opgelegde isolement brengen bij leerlingen existentiële vragen naar boven. Er staat voor hen niets minder op het spel dan hun toekomst.
Leerlingen laten bovendien zien dat school hen niet onberoerd laat; ze missen hun medeleerlingen en soms ook hun docenten. Ze weten zich onderdeel van een gemeenschap en wíllen dat ook zijn. Ze vinden dat het onderwijs op afstand werkt en tijd bespaart, maar ook dat het een beetje saai is.
De coronacrisis biedt bij uitstek een kans om er samen eens goed voor te gaan zitten. De dreiging van de pandemie en het opgelegde isolement brengen bij leerlingen existentiële vragen naar boven
Toch haken ze daardoor niet collectief af, zo blijkt. Aanknopingspunten genoeg dus voor straks, als de vo-scholen weer opengaan.
Goede vragen
Het goede gesprek begint bij de goede vragen. Deze vragen beginnen dichtbij de geleefde ervaringen tijdens de crisis: hoe is het leerlingen vergaan? Maar laat het goede gesprek daar vooral niet eindigen, want met het oog op het ontwikkelen van actorschap is er meer.
Bijvoorbeeld: Wat heeft de crisis leerlingen geleerd over wat ze verlangen voor hun toekomst? Waar maken ze zich zorgen over? Wat heeft het gemis van de school als gemeenschap voor hen wel of niet betekend? Wat zegt hen dit over zichzelf? En over de school? Hoe denken ze nu over het onderwijs als gemeenschappelijke activiteit?
Leerlingen laten zien dat school hen niet onberoerd laat; ze missen hun medeleerlingen en soms ook hun docenten
Wat hebben ze geleerd over hun eigen leerproces? Waar kregen ze energie van en waarvan niet? Wat was behulpzaam in het onderwijs op afstand? En waar schortte het aan? En hoe kijken zij op grond van deze ervaringen naar het onderwijs van de toekomst? Waarvoor zouden ze naar school willen komen en wat zouden ze liever thuis doen? En, last but not least: wat zouden ze actief willen bijdragen om het onderwijs van de toekomst mee vorm te geven?
Wanneer we dit gesprek met aandacht voeren en bereid zijn te horen en te honoreren wat gezegd wil worden, dan krijgt de leerlingenmotivatie een tweede kans.
Sandra van Groningen is adviseur identiteit en onderzoeker bij Verus, vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs