Transparantie als toverwoord
Na de toeslagenaffaire zijn er in de Tweede Kamer veel pleidooien voor ‘meer transparantie’ te beluisteren. Een deel van de Kamer wil zelfs dat zogeheten ‘persoonlijke beleidsopvattingen’ van ambtenaren zoals die in interne collegiale overleggen worden gehuldigd, openbaar worden gemaakt. Het kabinet op zijn beurt beloofde ‘radicaal’ te kiezen voor meer transparantie.
Nu is transparantie natuurlijk een democratische waarde op zichzelf. Openheid schept de mogelijkheid tot controle en verantwoording, onmisbaar in een democratische rechtsstaat.
Bij de toeslagenaffaire waren parlementariërs, burgers en journalisten door het gebrek aan transparantie te weinig in staat de macht te kunnen controleren. Dat moet voortaan anders. De informatiehuishouding van de overheid zal beter op orde moeten zijn.
Maar transparantie is geen toverwoord. Er zijn op zijn minst grenzen aan maximale transparantie. In de eerste plaats zijn er grenzen aan wat van ambtenaren kan worden gevraagd. Als werkelijk alles moet worden vastgelegd omwille van de controlezucht of verantwoordingsplicht, zullen ambtenaren eerder geneigd zijn via de privémail of de privételefoon te communiceren met collega’s en zullen ze eerder geneigd zijn om verantwoordelijkheden van zich af te schuiven.
Noem het een transparantieparadox: de hang naar maximale openheid kan leiden tot angst, onzekerheid en een ondraaglijke afrekencultuur.
Het streven naar maximale transparantie wekt de suggestie dat beslissingen altijd op een rationele grondslag berusten
In de tweede plaats zijn er grenzen aan de kenbaarheid van informatie. Transparantie is een bureaucratisch en daarmee ook ietwat utopisch begrip. Het streven naar maximale transparantie wekt namelijk de suggestie dat beslissingen altijd op een rationele grondslag berusten en daardoor meetbaar zijn, alsof het grote niet-weten voorbij zal zijn. Maar informatie is altijd gekleurd en teksten zullen altijd multi-interpretabel blijven.
Wie maximale transparantie wil, wil een wereld zonder geheimen, waarin alles kenbaar, beheersbaar en beoordeelbaar is. Het is een illusie.
‘There is a crack, a crack in everything. That’s how the light gets in’, zingt Leonard Cohen. Misschien schuilt in dit inzicht van imperfectie wel een belangrijk aanknopingspunt voor de omgang met transparantie. Juist de erkenning dat we nooit alles zullen weten en beheersen, maakt vertrouwen mogelijk.
Belangrijker dan te streven naar maximale transparantie is het dan ook om te investeren in een vertrouwenscultuur en een leercultuur. In zo’n cultuur bestaan duidelijke regels over welke informatie publiekelijk gedeeld moet worden en welke niet. Maar bovenal mogen in zo’n cultuur fouten worden gemaakt en dilemma’s en onzekerheden worden gedeeld.
Zo’n open cultuur biedt meer vertrouwen dan een cultuur van radicale transparantie.
Pieter Jan Dijkman is directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA.