
Struikelend op zoek naar Woord én Geest
De Stadskerk in Groningen heeft de gemeente ingedeeld in 35 groepen van tussen de vijftig en de honderd mensen. Community’s heten die groepen in de Groninger baptistengemeente. Het is een manier om toch samen te kunnen komen, ondanks de beperkingen die de coronacrisis met zich meebrengt.
De noodgedwongen verandering heeft ook een voordeel, meent voorganger Arjan Zantingh: “In de kleinere groep wordt het belang van het ‘priesterschap van alle gelovigen’ veel tastbaarder. In de grote gemeente die we zijn kun je nog gemakkelijk denken dat het allemaal wel geregeld wordt en dat jij niet echt nodig bent. Dat sluipt er ongemerkt zomaar in. Door de community’s geloven we dat veel meer mensen zich gezien weten en de rijkdom van het samen bouwen gaan ervaren.”
Twee componenten
De Stadskerk is in 1988 ontstaan als proef van zes Groningers die in Drachten naar de Vrije Baptistengemeente Bethel gingen. In 1990 werd het een zelfstandige kerk. Inmiddels heeft de Stadskerk ongeveer 1700 gedoopte volwassen leden.
Arjan Zantingh (48), sinds 2017 voorganger van de gemeente: “Baptistengemeenten hebben de gewoonte om ledenaantallen te beperken tot de gedoopte leden, maar kinderen horen er natuurlijk wel helemaal bij; met kinderen erbij zijn we een gemeente van 2500 mensen.”
Het samen gemeente-zijn is een onderwerp waar Zantingh veel over nadenkt. Vlak voor de zomer verscheen zijn boek Tweecomponentenkerk, waarin Zantingh pleit voor ‘een kerk van én én. Een kerk die vol is van waarheid én vol van genade. Die vol is van Woord én vol van Geest. Die de blik naar binnen én naar buiten heeft. Die put uit de rijke traditie van alle generaties voor ons én tegelijkertijd openstaat voor vernieuwing. Die zich uitstrekt naar heelheid én gebrokenheid niet uit de weg gaat.’
U baseert uw boek op kluservaringen. In uw visie voor de kerk gebruikt u tweecomponenten houtrotvuller als leidend voorbeeld: Geest en Woord moeten beide evenveel aanwezig zijn. Maar houtrotvuller gebruik je om iets te repareren dat verrot is. Is de kerk rot?
"Dat is wel een heel sterke en negatieve typering. Ik zit zelf zo in elkaar dat ik vooral het positieve zie. Ik denk graag in kansen. En positief gezien zie ik wel veel ruimte voor groei. Er zijn volop groeikansen voor iedere kerk. En die groei zie ik tegelijkertijd wel als een noodzaak om over tien jaar ook nog gezond kerk te kunnen zijn. Een van de grootste belemmeringen voor groei is in mijn beleving eenzijdigheid.
Als je kijkt naar Woord en Geest, dan zal er in de meeste gemeenten de nadruk liggen op een van de twee. Gewoon omdat dat nu eenmaal zo is gegroeid, deels vanuit persoonlijke voorkeur en veiligheid en deels vanuit de kerkelijke traditie.
Ik voel me van nature ook meer thuis bij het Woord, maar ik ben wel gaan ontdekken dat als je behoudt wat er al is, bijvoorbeeld veel Woord, en je verrijkt dat met meer van het ander, bijvoorbeeld meer ruimte voor de Geest, dat daar dan die machtige én én ontstaat die Leven met een hoofdletter L brengt."
Verlangt u naar een kerkvorm die vroeger bestaan heeft?
"Er is vaak een wat geromantiseerd beeld van de eerste gemeente in Handelingen, maar daar zie ik wel heel veel én én samenkomen. Daarnaast denk ik dat elke generatie steeds opnieuw voor de vraag staat wat het betekent om kerk te zijn in de eigen tijd. Dat zie ik Paulus ook doen, een missionair denker pur sang. Kijk maar hoe hij in 1 Korintiërs 14 redeneert vanuit het oogpunt tijd en van daaruit de wenselijkheid van tongentaal, profetie en in mijn beleving ook de positie van de vrouw in de gemeente.
Ik denk dat elke generatie steeds opnieuw voor de vraag staat wat het betekent om kerk te zijn in de eigen tijd
Onze tijd brengt andere vragen met zich mee, maar tegelijkertijd blijven de ingrediënten van bijvoorbeeld Woord en Geest hetzelfde.
We zijn zelf een gemeente die altijd wel in is voor iets nieuws. Als we denken dat we daardoor meer vrucht kunnen dragen, willen we veranderen. Maar daarin kunnen we soms de neiging hebben om te gemakkelijk kostbare vormen uit onze eigen gemeentetraditie of baptistentraditie aan de kant te schuiven. Terwijl het zo belangrijk is om te blijven beseffen dat we op de schouders staan van de generaties voor ons en dat er zoveel rijkdom in de kerkgeschiedenis te vinden is.
Tegelijkertijd zie ik een redelijk deel van de kerken in Nederland juist worstelen aan de andere kant van het spectrum. De traditie heeft het dan vaak voor het zeggen en er is weinig ruimte voor vernieuwing.
'We doen het altijd al zo' is dan een veel gebezigde zin. Maar doordat veel van de vormen uit die traditie voor de jongere generaties moeilijk zijn om bij aan te haken, dreigen er hele generaties af te haken bij de kerk. En dat vind ik ernstig. Kan het zo zijn dat je de rijkdom die er in de traditie heerst in vormen kunt gieten die meer passen bij de tijd van nu? Dan heb je ook op dit gebied meer én én en zul je zien dat er nieuw Leven gaat stromen."
U kwam op uw 23e tot het geloof, schrijft u in het boek. Hoe gebeurde dat?
"Ik groeide op in een dorp in Drenthe in een arbeidersgezin, met één oudere zus. Mijn ouders hechtten aan goede normen en waarden en stimuleerden me om te leren en lieten me daarin vrij. Verder waren we een echt korfbalgezin en enorme sportliefhebbers. Geloof speelde geen rol.
Rond mij 23e kwam ik voor mezelf op een punt dat ik dacht: ik wil voor eens en voor altijd uitzoeken of ik hier iets mee moet. Geloven in God, hoe reëel is dat eigenlijk?
Op mijn 21e kreeg ik verkering met Claudia, nu mijn vrouw. Zij ging naar de kerk en ik niet. Ik vond het prima om dat zo te houden, maar het werd wel een item in onze relatie. Rond mij 23e kwam ik voor mezelf op een punt dat ik dacht: ik wil voor eens en voor altijd uitzoeken of ik hier iets mee moet. Geloven in God, hoe reëel is dat eigenlijk?
En áls er een God is, dan weet Hij toch het beste hoe het leven bedoeld is? Of is het helemaal niet reëel om te geloven en kan ik dat voor de rest van mijn leven parkeren?
Ik ben opgeleid als bedrijfseconoom en ik was best rationeel ingesteld, dus ik wilde me vooral verdiepen in de ‘harde feiten’. Ik heb veel gelezen over wereldreligies en het ontstaan daarvan. Uiteindelijk kwam ik uit bij Jezus, en ook naar Hem ben ik in eerste instantie rationeel gaan kijken. Los van de historische betrouwbaarheid van de Bijbel en de historische realiteit van Jezus, is dé grote vraag die schreeuwt om een antwoord: Is Jezus Christus opgestaan uit de dood? Daar staat of valt alles mee.
En dus ben ik me daar ook in gaan verdiepen, heb alle argumenten op een rij gezet waarom je dit wel of niet als een historisch feit kunt zien."
En?
"Waar het in die tijd helemaal niet slim was om te stellen dat het vrouwen waren die als eerste getuige waren van de opstanding, hebben ze het toch zo opgeschreven. Waarom? Omdat dat nu eenmaal de eerlijke feiten waren.
Maar dat is slechts een van de argumenten. Na verloop van tijd kwam ik tot de conclusie dat het wel zo moet zijn: Jezus Christus is opgestaan uit de dood en dus daadwerkelijk de Zoon van God. Dat was het begin van mijn geloofsleven, rationeel maar oprecht. In latere jaren is het ook een zaak van mijn hart geworden. ” Hoe bent u vervolgens voorganger van een kerk geworden?
Dat is een bijzondere route geweest. Eerst was er de zoektocht naar een kerk waar ik me thuis voelde. Heel lang heb ik de gedachte gehad: tja, de kerk… het hoort erbij, het zit in het pakket, het is iets goeds… maar ik kan het er niet echt in vinden.
In de eerste jaren van mijn christen-zijn heb ik samen met mijn vrouw vrij veel kerken bezocht, ook omdat we twee keer in een nieuwe woonplaats op zoek moesten naar een nieuwe thuisgemeente.
Als dat grote verhaal van de opgestane Jezus echt waar is, zou dat dan niet veel meer zichtbaar en tastbaar mogen zijn in de manier waarop we kerk zijn?
De meeste kerken vond ik erg naar binnen gericht, met eigen kerktaal en in mijn ogen soms verouderde vormen en qua geloofsbeleving over het algemeen vrij ingetogen. Ik liep er rond met het idee dat er iets miste, dat er toch méér zou moeten zijn. Als dat grote verhaal van de opgestane Jezus echt waar is, zou dat dan niet veel meer zichtbaar en tastbaar mogen zijn in de manier waarop we kerk zijn?
Zonder het toen zo bewust te beseffen, liep ik aan tegen vormen van eenzijdigheid op verschillende gebieden van kerk-zijn. Vooral gericht op binnen en niet zozeer op buiten. Of met name de focus op het Woord en niet of nauwelijks onderwijs over en ruimte voor de werking van de Heilige Geest. In 2001 liepen we op aanraden van vrienden de Stadskerk binnen. Dat was mijn eerste ‘het kan wél-ervaring’. Voor mij was de eerste dienst een feest. Ik proefde doorleefd geloof, ik zag mensen gepassioneerd zingen voor God, de Bijbel ging op een krachtige en duidelijke manier open en de dienst zat vol met vormen van deze tijd. De zoektocht naar een kerk was na al die jaren ten einde.
Op mijn werk kwam ik op een kruispunt te staan. Ik had een leuke baan met een prima salaris en werd gevraagd een directiefunctie te gaan vervullen
Toen we in de gemeente kwamen was die nog vrij klein, tussen de tweehonderd en driehonderd leden. We werden al snel benaderd om als vrijwilligers mee te bouwen aan de gemeente. Mijn vrouw stapte in het dramateam en samen werden we jeugdleiders. Op mijn werk kwam ik daarna op een kruispunt te staan. Ik had een leuke baan met een prima salaris en werd gevraagd een directiefunctie te gaan vervullen.
Eervol, en met nog veel meer salaris in het vooruitzicht. Maar het was wel een veeleisende baan en dat zou ook betekenen dat de tijd voor ons gezin en de kerk minder zou worden. Terwijl ik juist zo enthousiast was geworden over de kerk en veel voldoening ervoer in het dienen.
Die carrièrestap heb ik voorbij laten gaan, ik ben een tijdje later een dag minder gaan werken en niet veel later begonnen aan een zesjarige bachelor theologie in deeltijd. Die studie ben ik vooral gaan doen om meer bagage te krijgen, meer Bijbelse grond onder de voeten.
Een half jaar later was de gemeente zo gegroeid dat er ruimte was voor een nieuwe betaalde functie en ze mij vroegen om daarop te solliciteren. Zodoende ben ik in 2006 fulltime in dienst gekomen van de gemeente als Onderwijs- en Kringenpastor. Door de jaren heen heb ik nog diverse andere functies vervuld en vanaf 2017 zijn Claudia en ik aangesteld als voorgangersechtpaar. Daarin trekken we samen op met Theo en Harmke van den Heuvel, het andere voorgangersechtpaar."
Zijn Geest en Woord bij de Stadskerk in balans?
"Het is niet de perfecte gemeente, ook wij gaan struikelend achter Jezus aan. Maar ik denk wel dat we kunnen stellen dat Woord en Geest behoorlijk in balans zijn. Dat hoor ik ook terug van mensen die uit een gemeente komen waar vooral een van beide heel sterk aanwezig was.
Het is natuurlijk wel een reis geweest: van oudsher lag bij ons de nadruk meer op Woord dan op Geest. Maar juist in het Woord gingen we zien dat er nog zoveel meer van de Geest te ontdekken was. Als je je daarin wilt bewegen, dan voed je de gemeente vanuit het Woord. Via bijvoorbeeld een prekenserie over de Heilige Geest.
Daarin hebben we wel bepaalde spelregels afgesproken, zodat we zoveel mogelijk voorkomen dat we uit de bocht vliegen. Dat is een angst die ik veel proef als het gaat over ‘meer van de Geest’: charismatische toestanden, wie zit daar nu op te wachten? Nou, toestanden liever niet, maar alles wat de Geest wil geven liever wel. En dat kán ook op een veilige manier."
Op de digitale Pinksterconferentie van Opwekking hebt u een workshop over tweecomponentenkerk gegeven. Wat voor reacties hebt u daarop gekregen?
"Alleen maar bevestigende reacties eigenlijk. Ook op andere plekken waar mijn boek ter sprake komt ervaar ik herkenning. Dit boek blijkt woorden te geven aan een beweging die de laatste jaren steeds sterker is geworden, dwars door alle denominaties heen. De mensen die ik spreek, ook andere voorgangers en predikanten, geloven in de kracht van én én, maar zien ook de realiteit van de hang naar eenzijdigheid.
Voor mijzelf is de belangrijkste les dat een andere manier van kijken ook echt leidt tot een andere manier van denken
Vaak wil men wel bewegen, maar weet men niet zo goed hoe je dat op zo’n manier doet dat er wel ontwikkeling en beweging ontstaat, en je tegelijkertijd niet alle kanten opvliegt. Voor mijzelf is de belangrijkste les dat een andere manier van kijken ook echt leidt tot een andere manier van denken."
De coronacrisis vraagt nu ook om een andere manier van kijken en denken.
"Ja, in mijn beleving zitten we nu ook echt in een tijd waarin anders leren kijken niet een optie is, maar pure noodzaak is geworden. De ‘anderhalvemeterkerk’ hakt erin en beperkt ons sterk. De vraag is dan of het de beste optie is om te wachten tot alle coronamaatregelen worden opgeheven en we weer gewoon kerk kunnen zijn zoals we dat gewend waren, of dat dit juist de ruimte geeft om andere keuzes te maken.
Misschien meer noodgedwongen dan visiegedreven, maar ook daar kun je vanuit ‘én én’ naar kijken. Daarom hebben we de gemeente nu ingedeeld in 35 community’s: we wilden zo snel als dat kan weer samenkomen en elkaar ontmoeten, en dat lijkt voor onze gemeente nog heel ver weg in de vorm zoals we dat gewend zijn."
Arjan Zantingh, Tweecomponentenkerk, Ark Media € 18,99