
Niet Kuyper, maar Talma gaf de sociale zekerheid vorm
Abraham Kuyper (1837-1920) was een politiek genie: uitvinder van moderne partijpolitiek en aanjager van verzuiling als pluriforme samenlevingsvorm. Maar de democraat Kuyper (ARP, een van de voorlopers van het CDA), miskende die andere grote pijler van democratisch samenleven: sociale zekerheid voor arbeiders en achterstandsgroepen. Daarvoor was Aritius Sybrandus (Syb) Talma (1864-1916) grensverleggend als minister in het antirevolutionaire kabinet Heemskerk (1908-1913).
Talma was hervormd predikant, arbeidersvoorman en jongere partijgenoot van Kuyper. Arbeidersemancipatie en sociale gelijkberechtiging slagen niet zonder actieve overheidsbemoeienis, was zijn vaste overtuiging. Nationale wetgeving is nodig om gezonde arbeidsomstandigheden, gelijkwaardigheid van werknemers en werkgevers en collectieve solidariteit in de samenleving te verankeren.
Lees ook: Debat: wat heeft Kuyper voor Nederland betekend?
Talma’s sociale verzekeringswetten lagen zwaar onder vuur, mede vanwege deze overheidsvisie die later in de twintigste eeuw gemeengoed werd. Voor Kuyper was het in 1910-1913 bij het debat over Talma’s verzekeringswetten een brug te ver. Hij wantrouwde staatsbemoeienis.
Maar ook was zijn ego gekwetst omdat niet hij, maar de jongere partijgenoten Heemskerk en Talma in het kabinet waren getild door de Tweede Kamer en de koningin. Die frustratie sterkte zijn weerwerk tegen de vooruitziende sociale politiek van Talma.
Pionierstijd
Talma en Kuyper leefden in een pionierstijd: de transitie van standenmaatschappij naar een industriële democratische samenleving. Men brak zich het hoofd over complexe sociale vraagstukken zoals armoede, kiesrecht, schoolstrijd en een oudedagsvoorziening voor arbeiders.
Schrijnende armoede ten tijde van de industrialisatie maakte de ‘sociale quaestie’ urgent. Duitsland voerde in 1881 als eerste in Europa verplichte arbeidersverzekeringswetten in. Maar zoals president Obama ervoer bij zijn strijd voor Obamacare in de VS (de verplichte ziektekostenverzekering): verplichte collectieve verzekering riep ook in Nederland destijds een hoogoplopend politiek-ideologisch debat op.
Opeenvolgende liberale en christelijke kabinetten voor en na 1900, waaronder Kuypers eigen regering (1901-1905), schoven de hete aardappel voor zich uit. Kuyper hield in 1891 weliswaar een gloedvol betoog op zijn Christelijk Sociaal Congres over het sociale onrecht van arbeiders, maar als Kamerlid en kabinetsleider kwam hij daarna niet met oplossingen.
In 1908 was Talma de eerste minister voor sociale wetgeving die aantrad met kennis en praktijkervaring als voorman van (christelijke) arbeiders. Hij deelde Kuypers antirevolutionaire ideeën, zoals soevereiniteit in eigen kring, maar dacht als politicus anders over de rol van de overheid.

Staatssocialist
Talma bewoog zich op het gevaarlijk hellende vlak van ‘staatssocialisme’, oordeelde Kuyper publiekelijk tijdens discussies over Talma’s sociale wetgeving. Voor conservatieve parlementariërs, christelijk en liberaal, was dat zo’n beetje de ergste aantijging die een politicus kon krijgen.
Door dit geluid en door zijn stem te onthouden bij sommige stemmingen over Talma’s wetten, gaf Kuyper openlijk het signaal af dat de AR-fractie haar eigen minister niet onverkort steunde. Een pijnlijke broederstrijd.
Kuypers wantrouwen tegen de staat deed hem in sociale kwesties meer vertrouwen op het ethos van ondernemers, dan op medezeggenschap van werknemers. De oplossingsroute die Talma zag, was tweeledig: wettelijke regulering van arbeidsomstandigheden (ook verzekeringsplicht), én werkgevers en werknemers gezamenlijk verantwoordelijk maken.
Dat laatste spoorde met de arbeidersemancipatie via vakbonden waar Talma zich in Patrimonium - voorganger van het CNV - hard voor had gemaakt. Sociaal beleid delegeren aan vakbonden en werkgevers als sociale partners was Talma’s toepassing van Kuypers ‘soevereiniteit in eigen kring’ in de arbeidsverhoudingen.
Talma bewoog zich op het gevaarlijk hellende vlak van ‘staatssocialisme’, oordeelde Kuyper publiekelijk tijdens discussies over Talma’s sociale wetgeving
Maar voor Kuyper en menig tijdgenoot was dat stelselideaal een luchtkasteel. Men kon zich niet voorstellen hoe de arbeider als zelfstandig burger zich op gelijke voet kon bewegen met vermogenden en aristocraten. Laat staan dat arbeiders bestuurlijke verantwoordelijkheid konden dragen.
Bronnen getuigen er helaas niet over of Kuyper en Talma ooit een goed gesprek voerden over deze ‘soevereiniteit in eigen kring’. Partijleden en kabinetscollega’s van Kuyper maken wel gewag van een vrij egocentrische en autoritaire partijleider. Kuyper was charismatisch en retorisch begaafd, maar had geen luisterend oor voor de christelijk-sociale visie van een jongere partijgenoot.
Gelgenheidscoalities
Ook sociale geestverwanten buiten de ARP kampten met verdeeldheid in eigen kring. De scheidslijn sociaal-progressief en sociaal-behoudend liep door de liberale en christelijke parlementaire stromingen heen.
De kennis van Talma als minister van het sociale vraagstuk konden maar weinigen evenaren, behalve sommige geestverwanten in andere kampen: katholiek, vrijzinnig democraat (= sociaal-liberaal) of gematigd socialistisch. Bij stemmingen over sociale wetten ontstonden soms gelegenheidscoalities tussen deze politici uit een verborgen ‘sociaal midden’.
De politieke tweekamp tussen christelijk en liberaal, aangewakkerd door Kuypers antithese-politiek, verklaart zo mede de traagheid van Nederlandse sociale politiek. Kleine stappen, telkens uitstel en vertraging en urgentie was afhankelijk van buitenparlementaire druk. Een drie jaar slepend debat over Talma’s stelsel voor sociale zekerheid illustreerde hoe ideologische loopgravendiscussies praktische sociale politiek bemoeilijkten.

Roergangers
Doorbraken voor de minst bedeelden kwamen niet van grote roergangers als Kuyper. Sociale politiek bleef vanaf eind negentiende eeuw een moeizame worsteling met particuliere ondernemersbelangen en gevestigde partijelites, waartoe ook Kuyper met zijn groeiende ARP ging behoren.
Sociale wetten die de ‘verelendung’ van arbeiders beperkten zijn vooral te danken aan individuele ministers en Kamerleden op de sociale vleugels van liberale en christelijke regeringspartijen. Bijvoorbeeld de liberaal Goeman Borgesius, de christelijk-sociale Talma en de sociaal-katholiek Aalberse.
Talma’s wetsontwerpen voor een stelsel van sociale zekerheid overleefden in 1913 met een krappe Kamermeerderheid dankzij steun van Troelstra’s socialisten. Nationale sociale verzekeringsplicht en samenwerking van werkgevers en werknemers als sociale partners waren fundamenten van Talma’s stelsel. Werknemers kregen gelijkwaardig medezeggenschap over beheer van verzekeringsfondsen.
De eerste nationale oudedagsvoorziening, vanaf 1913, vloeide voort uit Talma’s pensioenverzekeringswet voor arbeiders. Recht op een overheidsuitkering voor ouderen zonder betaald werk was de voorloper van de AOW als sociaal recht van alle senioren.
Ondanks zijn sociale retoriek, hadden voor Kuyper de christelijke schoolstrijd en kerk meer prioriteit dan ingrijpen bij arbeiders-achterstanden
Talma’s stelsel werd uitgebouwd tot het huidige systeem van verplichte afdracht van sociale lasten en wettelijk recht op een uitkering voor risicogroepen zoals ouderen. Vakbonden, werkgevers en de overheid werkten hierbij samen als sociale partners. Van dit poldermodel avant la lettre plukken we nu nog dagelijks de vruchten. Tegenover Talma had Abraham Kuyper er grote moeite mee.
Na het aftreden van Talma en het kabinet Heemskerk leed de ARP in 1913 fors verkiezingsverlies. Een hevig gefrustreerde Kuyper reageerde zich af met een vernietigende scheldkannonade van vijftien artikelen in partijkrant De Standaard. De strekking: de jongere AR-bewindslieden hadden het al die jaren allemaal verkeerd gezien, maar weigerden naar zijn wijze raad te luisteren. Het laat zien dat, ondanks zijn sociale retoriek, voor Kuyper de christelijke schoolstrijd en kerk meer prioriteit hadden dan ingrijpen bij arbeiders-achterstanden.
Emancipatiestrijd
Kuyper kwam niet los van zijn negentiende-eeuwse kijk op de emancipatiestrijd voor ‘kleine luyden’ tegen de liberale overheidselite. Talma voorzag de moderne twintigste-eeuwse overheidsrol: de staat heeft een taak voor kwetsbare sociale groepen, juist om het gezamenlijke belang van gelijkberechtiging en sociale vrede veilig te stellen. Een christelijk-sociaal ideaal.
Sociale revolutie kwam – en komt? – in Nederland niet van ideologisch links of rechts, maar uit het sociale midden. De gereformeerde emancipator Kuyper miste de boot van moderne sociale politiek. Een schip dat dankzij Talma en geestverwanten gelukkig op stoom kwam in het Nederlands bestel.
Lammert de Hoop schreef met Arno Bornebroek een biografie van Talma: De rode dominee A.S. Talma, (Boom uitgevers Amsterdam, 2010)
Abraham Kuyper was geen populist, of toch?
Was Abraham Kuyper een populist? Wat karakter betreft had hij er heel wat trekken van, maar zijn politiek was niet populistisch. Een van de factoren die hem daarvan onderscheiden, is zijn visie op de rol van de overheid.