Levensvragen horen thuis in de samenleving
“We weten niet wat leven is. Wij zijn natuurkundigen.” Zo begon het gesprek waar ik een paar jaar geleden in Delft bij was.
Ik was uitgenodigd om mee te denken over de synthetische cel. Het ging om een project waarin moleculen die in het lichaam voorkomen, worden nagebouwd onder een sterke microscoop, om te onderzoeken waar de biologische eigenschappen van zo’n molecule vandaan komen. Wanneer krijgt de molecule - alleen of samen met andere moleculen - eigenschappen van leven, zoals voedsel zoeken of zichzelf vermenigvuldigen?
Mijn eerste vraag was: “Waarom zou je dat willen onderzoeken op deze manier?” Toen ik studeerde waren deze elektronenmicroscopen onbetaalbaar. Geen universiteit had daar het geld voor. Er stond er een bij een farmaceutisch bedrijf en die mocht ik gebruiken.
De vraag wanneer een molecule eigenschappen van leven krijgt, komt dus alleen al op omdat die nu onderzocht kan worden. Net zoals de eerste microscoop van Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) vragen deed beantwoorden die hij niet eens had. Met zijn zelfgemaakte instrumenten ontdekte Antoni van Leeuwenhoek een compleet nieuwe wereld. Hij zag voor het eerst zaadcellen, bloedlichaampjes en ‘kleine diertjes’, ofwel bacteriën.
De natuurkundigen in Delft waren zich ervan bewust dat ze niet alleen antwoorden maar ook nieuwe, onverwachte vragen konden tegenkomen. Daarom vroegen zij het Rathenau Instituut mee te denken. Wat is leven? Wanneer is het onethisch om te experimenteren met leven? Het is belangrijk om de samenleving bij deze vragen te betrekken en om hier niet vanuit één discipline aan te werken. De natuurkundigen hadden onder andere al colleges biologie gevolgd, maar ze begrepen dat er veel meer nodig was.
Een tweede vraag die destijds in Delft bij me opkwam, was: “Van wie is leven?” Wetenschappers hebben door de eeuwen heen het leven beschreven en gecategoriseerd. Maar ze mochten het niet ‘hebben’; leven kun je niet patenteren. Maar als we leven kunnen nabouwen en levensfuncties kunnen creëren, dan zou dat volgens de wet ineens wel mogelijk zijn.
Welke vragen we gaan tegenkomen in het onderzoek naar de synthetische cel weten we nog niet. Maar ik hoef u niet te vertellen dat de vraag van wie leven is geen kennisvraag is. Die vraag raakt aan alles wat mensen scharen onder goed en kwaad. Goed dat de natuurkundigen u en mij vanaf het begin willen betrekken bij hun onderzoek.
Melanie Peters is directeur van het Rathenau Instituut