
Kuyper leerde Nederland leven met levensbeschouwelijke verdeeldheid
Abraham Kuyper (1837-1920) onderstreepte tegenover religieuze tijdgenoten die deze wereld als een bedreiging opvatten of geestelijk gezien veil achtten, de waarde van de wereld. Als een orthodox christen geloofde hij dat de mens en met hem de schepping in zonde was gevallen.
Lag heel de wereld nu onder het beslag van het kwaad en was de kerk een soort schuilplaats tegen het woeden van de wereld? Nee, de kerk moest er juist zijn voor de wereld en om de wereld.
Algemene genade
Er gebeurde bovendien buiten kerk en christelijk geloof om heel veel goede dingen – de kerk valt tegen, de wereld valt mee, zei hij eens. Hoe viel dat te verklaren?
Kuyper stelde met een beroep op Calvijn dat de gevallen wereld door God in zijn genade niet was opgegeven, dat alle mensen naar het beeld van God waren geschapen en begiftigd waren met talenten en moreel besef. Die eigenschappen maakten van mensen nog geen gelovigen – daarvoor was een bekering tot christen nodig – maar het maakte wel samenlevingen mogelijk en ook samenwerking tussen christen en niet-christenen. Ieder mens telde.
Kuyper sprak in dit verband van gemene gratie, genade die algemeen was, voor iedereen. Het betekende dat de wereld of de samenleving niet alleen maar vijandig was. Nee, het was Gods werkplaats, ook de plaats waarvoor christenen naast anderen hun verantwoordelijkheid moesten nemen en zich inzetten voor haar.
Ik ken eigenlijk geen andere op religieuze uitgangspunten gebaseerde samenlevingsvisie die de positie van niet-gelovigen op deze positieve manier verdisconteert. Hierin is Kuyper uniek.
Religie bood in dit geval dus een open en positieve kijk op de wereld en bevorderde de verantwoordelijkheidszin van christenen in de samenleving. Religie is bij Kuyper geen regenjas tegen het kwaad in deze wereld, geen verzekering voor de eeuwigheid, maar het argument om hier en nu te leven, om steeds verder de wereld in te trekken, en een hartelijke aanvaarding van deze wereld.
Eenheid
Goed, als religie dan volgens de calvinist Kuyper geen extraatje is alleen voor liefhebbers, als het dan het hele leven omvat, en als het calvinisme dan deze wereld hartelijk aanvaardt en op de samenleving is gericht, wat heeft het een seculiere samenleving dan te bieden? Daarop is het antwoord: een andere kijk op de verhouding van eenheid en verdeeldheid.
Kuyper omarmde het besluit van de synode van 1867 dat leden stemrecht verleende bij de verkiezing van het bestuur. Dat stemrecht leidde ertoe dat mensen vrijuit gingen spreken, dat de verdeeldheid in de kerk zichtbaar werd en dat de verschillende partijen in de kerk zich organiseerden. Er brak een kerkelijke kakofonie uit die tenslotte eindigde in een scheuring in de Hervormde Kerk.
Kuyper typeerde de scheuring met woorden die vrijheid uitdrukken: afwerping van het juk van de eenheidsdwang. Hij stichtte een nieuwe gemeenschap van vrije kerken die bruisten van energie. Veel Nederlanders betreurden deze ontwikkeling als een verbreking van de kerkelijke eenheid, maar het was ook de viering van de vrijheid.
In de politiek richtte Kuyper in 1879 een politieke partij op, een landelijke organisatie van politieke geestverwanten. Liberalen gruwden van zo’n partij, want het betekende zaaien van verdeeldheid.
Hoog op zijn agenda stond het stemrecht, die de stem van de gewone man bevrijdde van de overheersing door de elite en hem invloed schonk op de politieke koers van het land. Maar hij bepleitte dat ook burgers met een andere wereldbeschouwing dan de zijne toegang tot de politiek zouden krijgen.
Kuyper steunde de komst van de socialisten in de Tweede Kamer, waar de liberalen hen liefst de toegang hadden belet. De illusie van de eenheid verdween, de vrije uiting van meningsverschillen ging de politiek beheersen. De een betreurde de verdeeldheid, de ander vierde de politieke vrijheid.
Onafhankelijk
En in het hoger onderwijs stichtte hij een universiteit, waar de vrijheid zetelen zou. In zijn openingsrede voor de Vrije Universiteit in 1880 schetste hij de contouren van een gedifferentieerde samenleving met allemaal vrije, niet van staat of kerk afhankelijke kringen.
Het vrije in Vrije Universiteit betekende niet alleen maar vrij van de kerk en van de staat. Het ging ook om vrijheid om wetenschap te beoefenen op grond van de eigen wereldbeschouwing, contra het liberalisme dat als tyrannieke tweelingzuster de orthodoxe religie van het wetenschappelijk terrein bannen wilde. Wie de geestelijke vrijheid nastreefde die het calvinisme voorstond was welkom als student aan de Vrije Universiteit, ‘al ware hij mahomedaan of jood’, schreef Kuyper in 1887.
Vrij onderwijs
Het meest fameus echter is Kuypers maatschappelijk vrijheidsstreven tot uitdrukking gebracht in artikel 23 van de Grondwet, al heeft hijzelf in die tekst alleen indirect de hand gehad. Uit het debat dat wij vandaag over dit artikel voeren blijkt de uitdaging van Kuypers samenlevingsvisie.
De openbare school had in de praktijk geleid tot de voorrang voor het liberalisme. Vrijheid van onderwijs zou wat Kuyper betreft tot louter vrije scholen moeten leiden, gesticht door burgers op hun levensbeschouwelijke grondslag en zonder onderscheid op gelijke voet gefinancierd door de overheid.
Volgens menig tijdgenoot zou Kuypers visie tot anarchie en verval in het onderwijs leiden, maar feitelijk heeft het die anarchie juist voorkomen. Want doordat de overheid de vrijheid van richting financierde kreeg zij juist een betere controle op de onderwijsrichtingen, en ook hield ze anders onder de radar gebleven richtingen nu door de publieke financiering in het vizier.
Het islamitische Haga lyceum maakt gebruik van deze vrijheid van burgers om onderwijs op religieuze grondslag te organiseren. De spanning die daarom heen bestaat betreft mijns inziens niet artikel 23, maar de beperkte opvatting van de geboden vrijheid.
Liberalen zien hun waarden bedreigd door de islam, nader het salafisme, en willen daar wettelijk paal en perk aan stellen door fundamentalistisch islamitisch onderwijs uit te sluiten. Kuyper zou het salafisme eveneens tegenstaan, maar wil vanwege zijn opvatting van een vrije samenleving geen wettelijk stokje steken voor zo’n schoolstichting.
De vrijheid geldt ook meningen die de meerderheid onwelgevallig zijn. Kuyper zette voor de handhaving van die vrijheid zijn kaarten niet op wetgeving die uitsluit, maar op het publieke debat.
Aanhoudend debat
Het eigenlijke probleem is voor het Kuyperiaans vrijheidsperspectief niet de al dan niet radicale opvattingen op het Haga lyceum, maar het feit dat islamitisch onderwijs moet functioneren in een systeem van scheiding van kerk en staat dat de islam als zodanig niet kent. Waar eindigt het gezag van de moskee, waar begint de vrijheid van meningsuiting, waar de erkenning dat de samenleving meer is dan haram, ook in het onderwijs?
Kuyper dacht dat iedere religie zich als de zijne zou gedragen. Dit spanningsveld is echter niet nieuw voor Nederland. In Kuypers dagen erkenden ook protestantse groeperingen die scheiding principieel niet, maar functioneerden hun protestantse scholen wel in het gescheiden systeem. Niet vrijheidsinperking, maar aanhoudend debat is nodig om artikel 23 optimaal te kunnen laten functioneren. Kuyper had daarbij meer geduld dan onze liberale samenleving vandaag.
Kuyper leerde de Nederlandse samenleving dus leven met levensbeschouwelijke verdeeldheid. De liberalen hadden gedacht de monolithische protestantse publieke domein in te ruilen voor een even monolithische liberale. Maar Kuyper leerde dat de moderne tijd differentiatie en diversiteit bracht die vrij gelaten moest worden. Die vrijheid te koesteren, bij alle roep een eenheid onder de heersende normen en waarden, lijkt me vandaag een mooie kuyperiaanse opdracht.
George Harinck is hoogleraar Geschiedenis van het neocalvinisme aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit is een ingekorte versie van de lezing die hij op 28 januari hield bij de presentatie van het eerste exemplaar van Het Goede Leven