In de spagaatstand op de academie
Tijdens de introductie van dit academisch jaar, die dit jaar grotendeels beperkt was tot informatieve bijeenkomsten, uitte een alumnus van de studie Geschiedenis aan de Radboud Universiteit zijn verbazing. Het docentenkorps was, sinds zijn afstuderen bijna tien jaar geleden, grotendeels nieuw. Wel herkende hij de stijl en spirit van de master. Dat dan weer wel.
Zijn opmerking illustreert een structurele verandering die losstaat van de coronacrisis. Dit jaar hebben we, het is intussen een cliché, te kampen met de unieke beperkende maatregelen vanwege het coronavirus. Studenten moeten het zonder fatsoenlijke introductie doen en, afhankelijk van de universiteit, deels digitaal onderwijs volgen. Als docent ben ik intussen helemaal thuis in de (on)mogelijkheden van Zoom en verzorg ik onderwijs op onvermoede plekken, zoals de Stadsschouwburg in Nijmegen.
Sinds 2000 is het aantal studenten met 68 procent gestegen, maar is de rijksbijdrage per student met een kwart gedaald. De medewerkers zijn het kind van de rekening
De structurele verandering waarnaar de alumnus verwees, gaat over de waardering voor de universiteit. Anders dan de coronacrisis gaat het hier om een structurele crisis. Universitaire medewerkers, ik denk vooral aan de docenten en onderzoekers, moeten steeds meer leveren in steeds minder tijd. Cijfers kunnen veelzeggend zijn: sinds 2000 is het aantal studenten met 68 procent gestegen, maar is de rijksbijdrage per student met een kwart gedaald. De medewerkers zijn het kind van de rekening. Een vaste aanstelling, zeker voor jonge docenten, is haast een utopie.
Over de oorzaken is intussen veel gezegd. De overheid investeert te weinig in het hoger onderwijs, universiteiten worden te veel gezien als bedrijf en - dat hoor je minder vaak - veel academici laten het grotendeels over zich heenkomen. Dat laatste is overigens niet verwonderlijk: elke mogelijkheid om te werken op een universiteit is er één. Voor jou tien anderen. Ook ik nam genoegen met een tijdelijke aanstelling als docent.
Spraakmakend is de actiegroep WOinActie, die al jaren met talloze acties aandacht eist voor de situatie. Ook verschenen er boeken waarin de ernst van de situatie van de pagina’s afspat. Denk aan Genadezesjes van historicus Eelco Runia en het onlangs verschenen 40 stellingen over de wetenschap van de hoogleraren Rens Bod, Remco Breuker en Ingrid Robeyns. Ondertussen draaien de universiteiten gewoon door.
De coronacrisis vraagt extra lenigheid van mensen die al in de spagaatstand staan. De meesten zijn als altijd aan de slag. Uit liefde voor het vak, uit bewogenheid met studenten of met de hoop op betere tijden. Deze motivaties helpen mij in ieder geval vooruit om een bijdrage te leveren aan het onderwijs. Ondertussen wens ik dat al die docenten de coronacrisis overleven. Of moeten we juist hopen dat deze crisis de druppel blijkt te zijn?
Christoph van den Belt is docent Politieke Geschiedenis aan de Radboud Universiteit en promovendus aan de Vrije Universiteit