
Hoop op een nieuwe relatie tussen mens en natuur
De wekenlange lockdown lijkt te werken: minder mensen overlijden aan het coronavirus en de bezetting van de Intensive Care-afdelingen van ziekenhuizen begint te normaliseren.
Alhoewel er gewaarschuwd wordt voor een tweede golf, beginnen we ons toch op te maken voor een exit-strategie. Zolang er nog geen vaccin is, zal dit wel een ‘anderhalvemeter-samenleving’ worden - maar ondanks die domper begint er toch voorzichtig hoop en optimisme te ontstaan over de toekomst.
Dat maakt dit tot een uitgelezen moment om na te denken over onze doelen en prioriteiten, in het weer openstellen van de samenleving. Sommigen willen niets liever dan zo snel als mogelijk weer terugkeren tot de status quo - de verloren economische groei moet, zo zeggen zij, zo snel als mogelijk is worden goedgemaakt.
Dat is een begrijpelijk verlangen, zeker voor diegenen die hard door de crisis getroffen zijn: boekhandelaars, restaurateurs, campinghouders, enzovoorts.
Gedwongen introspectie
Tegelijkertijd biedt deze periode van gedwongen introspectie onze samenleving als geheel de unieke gelegenheid om grondig te reflecteren waar we staan en hoe we na deze coronacrisis verder willen. Dat geldt voor ons samenleven als mensen onderling, maar het geldt zeker ook in onze relatie tot de niet-menselijke natuur.
Ondanks dat er nog geen vaccin is, begint er toch voorzichtig hoop en optimisme te ontstaan over de toekomst. Dat maakt dit tot een uitgelezen moment om na te denken over onze doelen en prioriteiten
Het besef dat er iets in die relatie tussen mens en natuur moet veranderen was reeds ver vóór de coronacrisis wijdverbreid. De urgentie daarvan is door die crisis echter wel versterkt, omwille van drie redenen in het bijzonder.
Ten eerste kunnen we nu met zekerheid zeggen dat het coronavirus is overgesprongen van dier naar mens - naar alle waarschijnlijkheid vond dat plaats op de inmiddels beruchte vismarkt in Wuhan in China.
Verheven
Door de overmacht die we als mensen hebben ontwikkeld jegens de natuur, leven we - meestal onbewust - met het idee dat we losstaan van deze natuur, dat deze ‘buiten ons’ staat. De coronacrisis herinnert ons er op indringende wijze aan dat dat niet het geval is - mens en natuur zijn ten diepste met elkaar verweven; de gedachte dat we immuun zijn voor ‘de natuur’ wordt hiermee onder kritiek gesteld.
Ten tweede is het belangrijk te constateren hoezeer de snelle, wereldwijde verspreiding van het coronavirus mogelijk is gemaakt door de hyperconnectiviteit die onze samenlevingen kenmerkt.
Het besef dat er iets in de relatie tussen mens en natuur moet veranderen, was reeds ver vóór de coronacrisis wijdverbreid. De urgentie daarvan is door die crisis echter versterkt
Het virus was binnen enkele weken over de hele Westerse wereld verspreid - en momenteel is het in bijna elk land ter wereld te vinden. In dat licht worden er terecht kritische vragen gesteld over al dat reizen: is het werkelijk nodig?
Zucht van verlichting
Deze vraag wordt nog versterkt door een derde factor: nu we als gevolg van de coronacrisis gedwongen worden om te vertragen, ademt de natuur een zucht van verlichting - bijna letterlijk, want de mate van luchtvervuiling wereldwijd daalt dramatisch.
In India kunnen mensen voor het eerst in decennia de pieken van de Himalaya weer zien. Dit heeft reële gezondheidsgevolgen: het aantal longziekten, veroorzaakt door luchtverontreiniging, neemt af.
Ook in andere zin is er sprake van een opklaring: door de afname van het verkeer komt de natuur als het ware weer dichterbij: zo verschijnen er nu herten en andere wilde dieren in onder meer de buitenwijken van Londen.
Nu we als gevolg van de coronacrisis gedwongen worden om te vertragen, ademt de natuur een zucht van verlichting
Daar komt bij dat, vanwege het gedwongen thuiszitten, veel mensen de natuur dicht bij huis meer gaan waarderen: er wordt meer getuinierd en mensen doen meer onderzoek naar de lokale fauna en flora.
Nieuwe houding
Al deze factoren tezamen creëren een momentum om anders naar de relatie tussen mens en natuur te gaan kijken. Het is geen vanzelfsprekendheid dat na deze crisis de jumbojets weer allemaal gaan vliegen, dat alle fabrieken weer open gaan en dat de olieproductie- en handel weer volop op gang komt. Daarmee biedt deze crisis, hoe tragisch ook, een kans voor een nieuwe houding ten opzichte van de natuur.
In het vormgeven daarvan speelt hoop een grote rol. Hoop kan worden omschreven als de ‘kunst van mogelijkheden’; het is het vermogen ambitieuze doelen te stellen en die na te streven.
Hoop is er op allerlei niveaus; er is ‘kleine hoop’, zoals de hoop een examen te halen. Maar er kan ook gehoopt worden op grote, gemeenschappelijke doelen. Daarvoor is visionair, inspirerend leiderschap nodig - alle grote veranderingen zijn teweeg gebracht door leiders met een visie hoe het ánders kan. Zij creëren wat de bekende Canadese filosoof Charles Taylor een ‘social imaginary’ noemt: een inspirerende, gedeelde voorstelling van een betere wereld.
Alle grote veranderingen zijn teweeg bracht door leiders met een visie hoe het ánders kan. Dergelijk visionaire leiders hebben we nu opnieuw nodig
Als voorbeelden van dergelijke leiders valt te denken aan mensen als Ghandi, Martin Luther King en voorvechter van homorechten Harvey Milk.
Dergelijke visionaire leiders hebben we nu opnieuw nodig; mensen die een ambitieus maar realistisch ideaal weten te schetsen van een wereld waarin menselijke ontwikkeling niet ten koste gaat van de natuur. Er zijn bekende ‘profetische stemmen’ die hiertoe oproepen - denk daarbij aan de bekende Greta Thunberg - maar daarnaast is ook een inhoudelijke visie nodig.

Kate Raworth
Persoonlijk word ik erg aangesproken door de bekende econoom Kate Raworth. In haar bekende boek Doughnut Economics, alsook in haar lezingen, levert ze kritiek op de obsessieve aandacht voor steeds grotere economische groei.
Ze wijst erop dat levend weefsel dat voortdurend groeit, wordt beschouwd als kanker. Kritisch vraagt ze waarom we dan toch geloven dat onze economieën alleen maar moeten blijven groeien. Volgens haar moeten we de planetaire grenzen leren respecteren - daar moeten we proberen ‘in te passen’.
Cruciaal in het pleidooi van Raworth is dat dit tegelijkertijd niet ten koste hoeft te gaan van menselijke ontwikkeling; het gaat erom meer globale gelijkwaardigheid te creëren. De ideeën die ze hieromtrent uitwerkt verdienen het om gehoord te worden - ze vormen een alternatief ‘social imaginary’, dat juist door de huidige globale herbezinning op onze houding ten opzichte van de natuur aan kracht kan winnen.
Kritisch vraagt Kate Raworth waarom we toch geloven dat onze economieën alleen maar moeten blijven groeien
Op die manier gaat deze moeilijke tijd, waarin we vele slachtoffers moeten betreuren, niet verloren, maar draagt ze bij aan een betere toekomst, waarin de relatie tussen mensen en natuur (alsook de relatie tussen mensen onderling) beter wordt gestructureerd.
‘Never waste a good crisis’ - dit adagium, toegeschreven aan Churchill, vat dit goed samen.
Dr. Steven C. van den Heuvel is universitair docent Systematische Theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit (ILSE), Leuven, en onderzoeker binnen het daaraan gevestigde Institute of Leadership and Social Ethics. Sinds 2016 is hij één van de onderzoekers binnen het project ‘Hoop als drijfveer’, een onderzoeksproject dat door ILSE wordt uitgevoerd, met ondersteuning van de Goldschmeding Foundation voor mens, werk en economie. https://www.hopebarometer.com/