Het midden als bezweringsformule
Het midden is weer terug. Die conclusie trekken commentatoren naar aanleiding van de lijsttrekkersstrijd in het CDA. Twee kandidaat-lijsttrekkers, Hugo de Jonge en Pieter Omtzigt, positioneren het CDA nadrukkelijk als ‘middenpartij’, iets wat journalisten en politicologen doorgaans ook doen.
Het midden staat dan voor het verzoenen van tegenstellingen, verbinden, samenwerken. Hoe meer polarisatie en versplintering in de politiek, hoe luider de roep om verbindend leiderschap vanuit het midden.
Op zichzelf is dat verlangen naar een ‘politiek der bemiddeling’ in lijn met de lange christendemocratische traditie: de voorlopers van het CDA werden al gedragen door een geloof en een politieke overtuiging die sociale klassen (arm-rijk, werkgever-werknemer) oversteeg en omwille van de vrede naar gemeenschappelijke belangen zocht. En ook electoraal is die boodschap verstandig: verreweg de meeste kiezers snappen immers dat je moet samenwerken om verder te komen.
Toch is die aanduiding van middenpartij onder CDA’ers betrekkelijk jong. De founding fathers van het CDA beleden bij de totstandkoming van de fusie tussen KVP, ARP en CHU in de jaren zeventig nadrukkelijk: ‘Het CDA is en wordt geen middenpartij’. Ruud Lubbers zei zelfs: ‘Ik verafschuw het begrip middenpartij’. Liever had hij het over ‘een eigen weg’ of ‘extreem christendemocratisch’.
De founding fathers van het CDA beleden bij de totstandkoming van de fusie tussen KVP, ARP en CHU in de jaren zeventig nadrukkelijk: ‘Het CDA is en wordt geen middenpartij’
Deze huiver had te maken met de nietszeggendheid van begrippen als ‘midden’ en ‘middenpartij’. Het midden is in zichzelf immers leeg. Links bestaat niet zonder rechts; die twee veronderstellen elkaar en zijn afhankelijk van elkaar. En zo lijkt ook het midden vooral gedefinieerd te worden door het niet-links en niet-rechts zijn, en staat een middenpartij al snel voor kleurloos, zo was de gedachte.
Het misstaat christendemocratische partijen natuurlijk niet om bij tegengestelde belangen naar consensus te streven. Maar, zoals Lubbers eens opmerkte, dat is een zaak van belangenbehartiging, tolerantie en vakmanschap. Politiek is echter wel iets meer dan belangenbehartiging, stelde Lubbers: ‘Bepalender zal zijn de visie die men opbrengt om over de grenzen van vandaag heen te stappen’, om daadwerkelijk met elkaar vooruit te komen, op weg naar een meer rechtvaardige samenleving.
Inmiddels zijn de begrippen ‘midden’ en ‘middenpartij’ zozeer ingeburgerd geraakt dat ze niet snel zullen verdwijnen. Je kunt ze dan maar het beste omhelzen en er het beste van maken.
Misschien helpt het om het midden heel nuchter te benaderen. Het midden betekent eenvoudigweg geworteld in de samenleving, midden in de samenleving. Vergelijk het met een marktplein: politici van het midden staan midden op het marktplein, op het kruispunt van ontmoetingen, waar met Jan en alleman wordt gesproken.
Dan nog geldt het woord van Lubbers: ‘Bepalender zal zijn de visie’. Ja, Mark Rutte, wij zien die olifant in de woonkamer, zullen we het eens over visie hebben, over ons perspectief op een goede, rechtvaardige en coöperatieve samenleving? Hopelijk staat die vraag centraal op weg naar de volgende Tweede Kamerverkiezingen.
Pieter Jan Dijkman is directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA