
Henk Helmantel, eigenzinnig fijnschilder
Via een slingerend weggetje rijd je zo Westeremden binnen. Naast de dertiende-eeuwse Andreaskerk staat De Weem, woning van Henk en Babs Helmantel. Er leidt een smal paadje naartoe, over een al even smal bruggetje.
Het is in het laatst van de herfst. De beukenhaag heeft nog wat lichtgele en bruine blaadjes. Het is stil weer en het motregent een beetje. “Het miggelt”, zegt Henk Helmantel, terwijl hij de deur opendoet. Het is koud in de hal, maar in het atelier is het warm. Grote hoge ramen zorgen voor het koele, heldere noorderlicht. Er hangen en staan schilderijen tegen de muur, waaronder een zelfportret, half verscholen achter een stilleven. Portetten zijn niet zijn sterkste kant, zal hij later zeggen.
Op de robuuste kasten en tafels ligt een chaos van spullen. Stapels boeken, verdroogde peren, plakband, een schaaltje met witte eieren en natuurlijk tubes verf. Op de grond in de hoek liggen rode granaatappels. Helmantel gebruikt geen schildersezel maar een hoge houten trap met het werk erop waar hij mee bezig is: een stilleven met drinkbeker, een tinnen kannetje, witte druiven en een ambachtelijk gebakken brood.
Pastorieboerderij
Het grote woonhuis annex museum met bezoekersruimte is gebouwd naar voorbeeld van de oude pastorieboerderij die daar tot 1912 stond. Het huis lijkt oud, maar is relatief nieuw omdat het in etappes gebouwd is tussen 1974 en 2005. Het hoge, uit oude kloostermoppen opgetrokken gebouw ademt de sfeer van zijn schilderijen. De grote stenen haalde hij voor een deel uit de fundering van het huis dat eerst op deze plek stond.
‘Jij vernachelt de boel’, zeggen architecten wel eens tegen Helmantel. “En dan zeg ik, ‘Ja! En met enthousiasme!’”
Nauwkeurig liet hij zelfs de bolling in een muur namaken, die ontstaat als een zwaar dak eeuwenlang op de muur drukt.
Zware houten balken, grote schouwen die zijn samengesteld uit onderdelen die uit West-Europa komen en kleine ramen met luiken ervoor zorgen voor een ambiance waarin zijn werk helemaal tot zijn recht komt. “Jij vernachelt de boel”, zeggen architecten wel eens tegen Helmantel. Hij lacht. “En dan zeg ik, ‘Ja! En met enthousiasme!’ Mijn vrouw en ik voelen ons thuis in deze oude sfeer.”
Museum
Het museumdeel van het huis is ruim opgezet, met een zware bank in het midden waar de bezoeker rustig alles in zich kan opnemen. Het werk dat daar hangt, is niet te koop. Het weerspiegelt zijn oeuvre van stillevens en kerkinterieurs in de realistische stijl van de fijnschilders.
Op een klein schilderijtje in de hoek na, met een paar lila hortensiabloemen in een vaasje. De losse toets valt op. “Af en toe maak ik ook zoiets als dit. Dat moet in één keer goed gaan. Met fijnschilderen kun je nog herstellen wat niet goed ging, maar met deze stijl niet.”
In De Weem lijk je zo de zeventiende eeuw binnen te stappen, de eeuw van Rembrandt. “Nee, ook de dertiende, de veertiende en de vijftiende eeuw”, corrigeert Helmantel en wijst naar de muren. Want hij is ook kunstverzamelaar. In het privédeel van De Weem staan houten Mariabeelden uit de twaalfde en dertiende eeuw bijvoorbeeld, een uitzonderlijk gaaf beeldje uit de veertiende eeuw van Sint Maarten op zijn paard en een bedelaar met een houten been ernaast.
In een hoek staat een bijna op ware grootte veertiende-eeuwse Getsemane-beeldengroep: een biddende Jezus en in slaap gevallen discipelen. Het beeld van de apostel Jacobus, dat erbij hoort, staat in het Drents Museum, als illustratie bij een van zijn schilderijen.

Overal kunst
Naast deze middeleeuwse devote kunst hangt werk van kunstenaars die hij bewondert.
Tekeningen van Kees Stoop, grafisch werk van Charles Donker, kleine olieverfschilderijtjes van Piet Sebens en Rein Pol, tekeningen van Peter Durieux en schilderijen van Theo Kurpershoek. Fijnzinnige, licht melancholieke schilderijtjes van Jan Mankes hangen er.
En werk van Matthijs Röling. “Hij schildert de laatste jaren niet meer vanwege gezondheidsproblemen maar hij is de grootste schilder van deze tijd”, zegt Helmantel beslist. “Het werk van Röling herken je meteen aan zijn heel eigen kleurenpalet.” Het zijn kleuren waar een lichte zweem van grijs over lijkt te liggen, zonder somber te worden, als licht zomerpastel.
De woonkamer, de opkamer, de eerste verdieping met verschillende kamers, overal hangt kunst en staan beelden. Niet alleen werk in zijn eigen stijl maar ook werk dat daar sterk van afwijkt, zoals Het Levensschip (1948) van Paul Martin, in levendig wit en oranje, met toetsen blauw en groen. “Ik blijf ernaar kijken”, zegt Helmantel, “ik ben zo blij met dat werk.”
Romeins glas
Een aparte kamer is gereserveerd voor een hele verzameling Romeins glas, beeldjes, potten en kannen. Helmantel gebruikt ze voor de stillevens waar hij zo beroemd mee is geworden. Maar het leek er in het begin niet op dat het die kant zou opgaan. Het lag niet voor de hand als middelste zoon uit een kwekersgezin, maar Helmantel ging naar de Groninger kunstacademie Minerva en ontdekte daar waar zijn talenten liggen.
“Mijn portretten hielden te wensen over, ze begonnen levendig maar daarna gingen ze een beetje dood”
“Ik hield altijd al van voorwerpen, van dingen, vruchten: daar had ik affiniteit mee. Mijn portretten hielden te wensen over. Ze begonnen levendig maar daarna gingen ze een beetje dood. En bij de stillevens was het precies andersom: dan gebeurde er wat, door de lichtval en de schaduw, door in elke fase van het werk een beetje te verschuiven en te veranderen.”
Het levert schilderijen op met peren die je er zo af zou kunnen pakken, met glanzende kastanjes in de bolster, walnoten nog in de dop en rijpe, gele pruimen waar het sap vanaf loopt. Een schilderijtje met twee struikjes witlof met teer groene blaadjes die net zijn geoogst, de buitenste blaadjes met bruine randjes eraan, zoals Helmantel ze zelf oogstte op de kwekerij van zijn vader. Composities met kannen, doosjes, groenige glazen roemers en stenen kruikjes.
Onderstroom
Helmantel: “Stillevens zijn altijd de geringste discipline geweest in de kunst. In de zeventiende eeuw stonden historietaferelen en Bijbelse taferelen op één, dan kwamen de landschappen en de portretten, en de stillevens bungelden onderaan. Maar bij de burgers waren die toch heel populair, met name de bloemstillevens.”
In de Nederlandse kunstwereld was figuratief schilderen lange tijd ook zo’n onderaan bungelend onderdeel. Maar de laatste twintig jaar kan er weer veel meer, vindt Helmantel.
“Er zijn altijd kunstenaars die gewoon hun gang gaan, die schilderen omdat ze er plezier in hebben”
“Ik hoorde altijd bij de groep schilders die zich weinig aantrok van de heersende stroming. De Noordelijke Figuratieven worden we wel genoemd: Piet Sebens, Rein Pol, Peter Durieux en Matthijs Röling onder anderen. Wij waren de onderstroom, en onderstromen zijn er altijd geweest. Er zijn altijd kunstenaars die gewoon hun gang gaan, die schilderen omdat ze er plezier in hebben. Wij willen gewoon werken met verf en penseel, we kijken om ons heen en sluiten zo aan bij een kunsttraditie die al vijfhonderd jaar bestaat. Schilderen is een natuurlijke drang.”
Niet dat hij ouderwets is en losstaat van de ontwikkelingen in de kunstwereld. Want abstract denken doet hij wel degelijk.
“Ik kijk met mijn eigen ogen naar de schilderachtigheid van de dingen. En ik ben blij dat ik toch iets Helmantel-achtigs heb kunnen toevoegen aan de kunst. Mijn werk is herkenbaar. Dat heeft te maken met de helderheid, met de atmosfeer en de klare taal. Ik voel mij daarin verwant met Vermeer, met zijn compositie, zijn vibrerende kleuren en zijn eigen, iets lossere penseelstreek.
Rembrandt was een absoluut genie, maar ik sta dichter bij Vermeer qua aanpak. Rembrandt is groot en dramatisch, mijn actieradius is kleiner. Talent speelt ook een rol. Waarom steken van de tien schilders er twee toch zo met kop en schouders bovenuit?
Vermeer was een bijzonder talent, maar ook kleinere schilders kunnen prachtige dingen maken. Neem de zeventiende-eeuwse schilder Adriaen Coorte, die vooral bekend is vanwege een schilderijtje met asperges. Prachtige witte asperges met een koord erom gebonden, schuin neergelegd. Je moet verstandig omgaan met je talent. Coorte moest niet als Rubens gaan werken en ik heb ook mijn beperkingen.”

Niet in de mode
Het duurde even voordat de kunstwereld en de musea het werk van Helmantel erkenden. Zijn realisme was lange tijd niet in de mode. Het klassieke schilderen zoals dat ooit op Minerva werd geleerd, was op een goed moment ook verdwenen. Dat is het gevolg van een bepaalde ideologie, vindt Helmantel.
“Dat denken begon halverwege de negentiende eeuw. Toen kwam er een breuk in de ontwikkeling van de schilderkunst. Men greep terug op de oude klassieken, zoals Alma Tadema. Toen men uitgekeken raakte op het graven in het verleden kwam er aandacht voor de eigen leefwereld. De ontdekking van de tubeverf waardoor je buiten kon schilderen, hielp daar ook aan mee. Het impressionisme ontstond, daarna kwam het expressionisme, het minimalisme. De ontwikkeling gingen steeds weer door, want stilstand was achteruitgang, was de heersende idee.”
“Ik ging mijn eigen gang. Ik wilde gewoon schilderen”
Maar Helmantel had geen interesse in het zich aansluiten bij een stroming.
“Ik ging mijn eigen gang. Toonaangevende mensen zagen niets in mijn werk, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik wilde gewoon schilderen. Mijn werk werd populair bij het grote publiek, maar de kunstwereld was er huiverig voor zich daarbij aan te sluiten. Tot het Groninger Museum een nieuwe directeur kreeg. ‘Helmantel is een Groninger schilder,’ zei die, ‘hij hoort dus in dit museum.’ En toen werd in 2014 het eerste werk aangekocht.”
Je zou kunnen zeggen dat zulk heel realistisch werk als Helmantel maakt overbodig is geworden door de fotografie. En toch werkt dat niet zo. “’Het is net een foto’, zeggen bezoekers wel eens. En dan vraag ik: ‘Waarom komt u hier dan toch kijken, en neemt u geen genoegen met een foto van dit werk?’
Maar mijn schilderijen zijn natuurlijk op een heel andere manier vervaardigd. Een schilderij wordt heel zorgvuldig opgebouwd in verschillende fases waarin steeds weer iets wordt veranderd, het is een proces van wikken en wegen. Er is een stroming in de kunst die fotorealisme heet. Het is heel knap gemaakt, ik zag er eens een tentoonstelling van. En toch wil ik er niet steeds weer naar kijken. Het is te foto-achtig.”
Kerkinterieurs
Naast stillevens schildert Helmantel kerkinterieurs. De oude kerken in het Groninger land, in Friesland en in Duitsland: hij kan er geen genoeg van krijgen. Hij reist er bijna heel Europa voor af, van het klooster van Le Thoronet in Zuid-Frankrijk waaraan hij verslingerd is geraakt, tot het Zweedse Gotland, een eiland in de Oostzee waar meer dan negentig oude kerken staan. Maar daarna keert hij altijd weer terug naar Noord-Nederland, naar de kerk van Leermens. Dat schildert hij het liefst.
“Maar de twaalfde-eeuwse kerk in Boazum, in Friesland, is de mooiste kerk van Noord-Nederland”, zegt hij met glimmende ogen.
“Ik heb een zeer sterke beleving van God in de natuur. Dat geeft veel meer betekenis aan alles wat ik daar zie, je leeft dan uit de bron”
Kerkinterieurs schilderen is ook belangrijk voor hem vanwege zijn christelijke geloof. “Als je in zo’n kerk staat, dan weet je dat daar eeuwenlang vieringen zijn geweest. Er is gebeden, gepredikt en gezongen voor God. Over de vormgeving, de verhoudingen en de details is vaak heel goed nagedacht. Dat treft mij diep.”
Maar ook de stillevens zijn er niet vreemd van. “Ik heb een zeer sterke beleving van God in de natuur. Dat geeft veel meer betekenis aan alles wat ik daar zie, want je leeft dan uit de bron. Als je niet gelooft, geniet je daar ook van. Maar ik leg zelf altijd de relatie met God. En daar wil ik op een subtiele manier uiting aan geven.”
Museum Helmantel is geopend van mei tot en met oktober. In het Drents Museum is een tentoonstelling van zijn werk die loopt tot 7 maart 2021. In het Ikonenmuseum in Kampen is tot 27 maart 2021 een expositie te zien met zijn werk in combinatie met ikonen.