
“God is er, maar eigenlijk vinden we dat heel irritant”
“Stel je toch eens voor: je leeft je leven in de juiste volgorde, dan word je tachtig, krijg je Alzheimer en dan gaan die herinneringen opeens door elkaar lopen. Dat iets wat gebeurde toen je acht jaar was, nu in je opkomt alsof het net is gebeurd. Al je herinneringen met je blijven meegaan, maar het lukt niet meer om ze in de juiste volgorde te zetten.”
Esther Gerritsen heeft een groot inlevingsvermogen. Dat laat ze elke roman weer zien. Met scherpe precisie ontleedt ze de ingewikkelde verhoudingen tussen vaak emotioneel gewonde mensen. Ze zet haar karakters evenwel met compassie neer, lijkt hen in al hun onvermogen nooit te veroordelen. Ze observeert slechts en schildert daaruit fijnzinnige portretten.
In haar nieuwe roman De terugkeer maken we kennis met broer en zus Max en Jenny, die op elkaar zijn aangewezen nu hun moeder Alzheimer blijkt te hebben. Hun vader Gerrit zou twintig jaar geleden zelfmoord hebben gepleegd. Jenny kan zich niet veel meer van haar vader herinneren, maar ze heeft altijd getwijfeld over de toedracht van zijn dood. Zij beseft dat ze, nu haar moeder dementerende is, nog maar weinig tijd heeft om te achterhalen wat er vroeger werkelijk is gebeurd.
U schrijft vaak over complexe, getroebleerde familierelaties. Wat fascineert u aan de onderlinge verhoudingen in een gezin?
“Het is de makkelijkste manier om totaal verschillende mensen bij elkaar te zetten. In een familie ga je om met mensen die je niet zelf hebt uitgekozen. Als je in een andere context verschillende karakters bij elkaar zet, kunnen zij elkaar altijd loslaten. Maar als het familie is, hoef je niet uit te leggen waarom mensen bij elkaar blijven.
“Een idee voor een roman begint overigens nooit bij een gezin, dat komt er pas later bij. De terugkeer ontstond toen ik met mijn vriend zijn demente tante bezocht. Zij zag hem soms als jongetje en dan weer als oudere man. Ik kende mijn vriend toen nog niet zo lang en ik ontmoette in die tijd vrienden en familieleden die hem al zijn hele leven kennen. Zo zag ik uit hun verhalen mijn nieuwe liefde afwisselend als jongetje en als een man van mijn leeftijd. Toen ik die tante ontmoette, kwam het mij opeens als heel logisch voor dat al die tijden zo door elkaar lopen.”
Levensvormend
In de wijze waarop u die relaties tussen mensen in een gezin beschrijft, zit de vooronderstelling dat gebeurtenissen mensen voor het leven kunnen tekenen en doorwerken naar de toekomst.
“Mijn dochter is nu twaalf. Zij gaat voor de rest van haar leven naar die eerste twaalf jaar verwijzen, daar over nadenken, zeggen: wij deden altijd dit of dat, zo was het bij ons thuis. Alsof die twaalf jaar een eeuwigheid hebben geduurd. Voor mij zijn die twaalf jaren voorbij gevlogen, voor haar is het levensvormend. Soms zegt ze: toen mocht ik dit niet of refereert ze aan iets dat ik niet handig heb gedaan. Daar wordt dan gerust nog drie keer naar verwezen. En dan denk ik: o ja, dat ga jij nu voor eeuwig meedragen.”
In De terugkeer zijn het wel grote dingen uit het verleden waar broer en zus zich – eenmaal volwassen - toe moeten verhouden.
“Ik denk dat Max het wel een leven lang had volgehouden zonder terugkijken. Maar zijn jongere zus heeft geen herinneringen aan wat er vroeger is gebeurd. Voor haar is het heel gemakkelijk om te gaan graven in het verleden. Zij kan niets tegenkomen waarbij ze met zichzelf wordt geconfronteerd. Voor haar is het veel minder gevaarlijk in vergelijking tot haar broer, die er veel meer bij betrokken was.”
U kiest er voor om de overleden vader een rol in het boek te geven door hem vanuit de hemel te laten neerkijken en zijn overpeinzingen met de lezer te delen. Hoe bedenkt u zoiets?
“Dat ging eigenlijk heel natuurlijk. Ik vroeg me bij het schrijven af: wat zal die man er nu zelf van vinden? En dan schrijf ik het er gewoon in. Ik dacht: als het niet werkt, haalt mijn redacteur het er wel weer uit. Ik was blij verrast dat hij er in het eerste concept niet een groot kruis doorheen had gezet.
“Ik denk dat het werkt omdat het niet voortkomt uit een verlangen iets raars of grappigs te doen. Het komt mij heel natuurlijk voor dat de vader over alles wat gebeurt ook een mening heeft. Dat kunnen wij dan wel niet horen, maar hij is er wel en hij vindt er ook wat van. Zolang er mensen leven die van een overledene hebben gehouden, leeft die gewoon door in die mensen. Waarom zouden de overledenen dan niet wat mogen zeggen?”
Religieuze wereld
In uw vorige boek De trooster brengt u met het klooster als plaats van handeling nadrukkelijk een religieuze wereld en God uw verhaal binnen. Wilde u met de stem van de overleden vader Gerrit opnieuw iets van hemel en God inbrengen?
“Na De trooster wilde ik niet dat het alleen maar een uitstapje zou zijn. God blijft er gewoon bij, ook in volgende boeken. Gerrit is in de hemel maar ziet zichzelf nog steeds als atheïst. De doden geloven er zelf niet in, maar Hij is er wel.”
Gerrit kijkt vanuit de hemel toe en ziet dat zijn broer Ed heel ver wil gaan om zijn gezin te helpen. U schrijft: “En Gerrit denkt plots: God is net als Ed. Iemand die alles voor je doet, of je het nou wil of niet. Iemand die je maar blijft lastigvallen met zijn goede daden, iemand die je niet dankbaar wilt zijn, maar je moet wel.” Is dat zoals onze seculiere samenleving naar God kijkt.
“Ja, dat vind ik wel. God is er, maar eigenlijk vinden we dat heel irritant. Wij mensen willen helemaal niet iets onvoorwaardelijk ontvangen. We willen laten zien: kijk eens wat ik kan. Ed zou nooit een hoofdpersoon in een verhaal kunnen zijn. Het is iemand met weinig innerlijk conflict. Hij vindt het normaal om iemand te helpen. Als je van Ed de hoofdpersoon zou maken, kom je uit in het Nieuwe Testament.”
Knipoog
U suggereert min of meer dat Ed de personificatie van Christus is. De nacht voordat hij zich voor het gezin van zijn broer gaat opofferen, laat u hem een nacht waken.
“Dat is een knipoog. Ed is geen Jezus, maar gewoon een mens die graag helpt. Het is vooral interessant hoe de omgeving daarmee omgaat. Mensen kunnen gewoon niet geloven dat sommigen zonder bijbedoelingen willen helpen. Nog steeds hoor ik van mensen: Ed heeft geen eigen leven dus helpen geeft zijn leven zin. Tja, op die manier is elke goede daad eigenbelang.”
Er is een overeenkomst tussen Ed en de klusjesman in uw vorige roman De trooster. Ed en de klusjesman willen beiden verlosser zijn. Past die rol gewone mensen?
“Bij de klusjesman kun je nog begrijpen waar het vandaan komt. Hij beleeft de sensatie van de eerste keer vriendschap en heeft nooit doorgehad dat hij dat miste. Pas nu hij het voelt, denkt hij: dit wil ik niet kwijt. Ed helpt gewoon graag. Ik ken mensen die net als Ed gewoon graag helpen. Die worden altijd gewantrouwd. Dat vind ik een interessant fenomeen.”
In zowel De trooster als De terugkeer heeft God een plaats. Is literatuur een goede kunstvorm om te speculeren over het bestaan van God?
“Er zijn veel boeken waar religie of God een thema is, meestal om een personage dat zich daaraan wil ontworstelen. Bij De terugkeer noch De trooster is religie in die zin een thema. Deze boeken gaan over geweten, en over vriendschap, maar dan in de context van iemand die gelovig is. Fictie is bij uitstek een manier om over het bestaan God na te denken, in een boek kan immers alles.”
Beknelling
De laatste decennia van de vorige eeuw kwam God alleen voor als contrapunt, om je tegen af te zetten. Wordt het vandaag de dag weer geaccepteerd dat God een plaats in literatuur heeft?
“De generatie boven mij heeft vooral beknelling ervaren van religie en kerk. Dat is wel voorbij, er is niets meer om je tegen te verzetten. Maar mijn ervaring is dat mensen het nog steeds een beetje raar vinden. Bij de interviews na De trooster had ik te maken met gelovigen die mij probeerden toe te eigenen, zo van: zij is er een van ons.
Of ik kwam het andere uiterste tegen, dat ze je vragen: het lijkt me zo moeilijk iemand te beschrijven die gelovig is, hoe doe je dat? Alsof je iemand moet beschrijven die een punthoofd heeft of een smurf is. ‘Want je bent zelf toch niet gelovig’, zeiden ze dan. Geloof is nog steeds niet een gewoon iets in onze samenleving.”
Rien Fraanje is publicist.