
God geeft op zijn eigen manier
In de humanistische filosofie is door Harry Kunneman de aanduiding ‘het dikke ik’ geïntroduceerd. Daarmee doelt hij op de mensen die vooral bezig zijn met hun eigen genot, hun eigen geluk. Het dikke ik neemt veel ruimte in, omdat het veel met zichzelf bezig is. Het is bezig met een continue concurrente en prestatieslag. Hij moet anderen overstemmen en zijn eigen visie naar voren schuiven. Kritiek glijdt van hem af. Het dikke ik is de uitvergroting, de pervertering van de autonome mens.
Deze typering maakt duidelijk waarom in onze maatschappij eerlijk delen ingewikkeld is geworden. Onze bezorgdheid voor onze eigen welvaart maakt delen moeilijk.
Voor hij president werd sprak Donald Trump: ‘Je kunt niet te hebzuchtig zijn’. Dat lijkt me een kenmerk van onze cultuur: Hebzucht is goed, want het bouwt de economie op. In allerlei economische theorieën wordt hebzucht aangeprezen. Want het stimuleert mensen om hard te werken en daarbij vooral hun eigen belang te volgen.
Hoofdzonden
Hoe kunnen christenen vrij blijven van dit gif in onze cultuur? In de traditie van de kerk wordt hebzucht getypeerd als een van de hoofdzonden. We moeten maar beginnen bij God. Hij is een gevende God. Wij leven van zijn generositeit. God is de eerste gulle gever.
Dat wordt al duidelijk bij de schepping. Als de mens door God gemaakt is, dan krijgt hij Gods eigen adem ingeblazen. Een oud christelijk lied zingt: ‘We leven op de adem van Gods stem’.
Met enige regelmaat vertelt mijn vrouw hoe belangrijk het is om mensen die uit het water worden gehaald te blijven reanimeren en je adem in te blazen tot er hulpdiensten arriveren. Want er zijn talloze verhalen van mensen die hun leven danken aan de adem van een ander.
Dat is een mooi beeld dat gelijk duidelijk maakt hoe we het leven als geschenk van God krijgen. Hij geeft ons het leven en het is aan ons om het leven in dankbaarheid te omarmen.
Als Jezus zegent voor hij het brood aan duizenden mensen geeft, dan doet hij dat met een zegenbede. Dat is geen zegenbede over het brood, zoals christenen vandaag vaak bidden: ‘Here zegen dit eten, amen’. Maar het was een zegen voor God. Waarschijnlijk heeft Jezus gezegd: ‘Gezegend zijt gij, Heer van het heelal, omdat u het graan doet groeien op de aarde’.
Dergelijke zegenbeden zijn in het jodendom zeer gebruikelijk. De joodse rabbi’s ten tijden van Christus adviseerden om minstens honderd keer per dag een dergelijke bede te gebruiken. Zo ben je voortdurend een ontvangend mens die God als gulle gever voor ogen krijgt.
Dat is de goede houding ten opzichte van de schepper. Zo werkt het ook: wie zich aanwent om God te zegenen om al zijn goede gaven, die wordt een dankbaarder mens. Zoals het ook belangrijk is dat kinderen leren om ‘dank je wel’ te zeggen. Anders worden het verwende kinderen. En bestaat onze cultuur niet uit grote en kleine verwende mensen?
Voor-wat-hoort-wat
In veel godsdiensten werkt het zo: ik geef aan god, in de verwachting dat de godheid terug zal geven. Denken veel christenen dat ook niet? Dat gaat dan zo: ‘Nu heb ik mijn leven in dienst van de Heer gesteld en dan word ik ziek’. Of: ‘Nu ga ik mijn hele leven al naar de kerk. Ik geloof altijd al in God en nu ben ik mijn baan kwijt’.
Alsof wij in een voor-wat-hoort-wat relatie tot God staan. Dat is niet zo. ’Wie heeft God iets gegeven dat door hem moest worden terugbetaald’, schrijft Paulus aan de gelovigen in Rome.
Er is geen offer of gedrag waarmee je iets van God kan afdwingen. God geeft uit zichzelf en niet in reactie op ons. God is de gulle gever. De psalmen bezingen daarbij vooral de gulheid van God in de natuur en in het persoonlijke leven. Hij is degene die geeft.
Daarin geeft God anders dan wij van nature doen. Als wij genereus zijn voor elkaar, dan zit daar iets in van: we krijgen het een keer terug. Je nodigt keer op keer vrienden uit om te komen eten. Als je niet een keer terug wordt gevraagd, dan ga je je vragen stellen bij die vriendschap.
Spiegelen
Wij moeten onze manier van geven spiegelen aan Gods geven. Maar nog scherper krijg je Gods geven in beeld via Jezus Christus. Hij laat helemaal zien hoe God de grote gulle gever is, die zichzelf geeft.
Filippenzen zegt dat Christus zijn God gelijk zijn niet heeft gezien als iets dat hij wanhopig vast moet houden, maar als iets dat hij los heeft gelaten en zo zichzelf gegeven heeft.
God geeft zichzelf en hij geeft gul. Christus komt om ons het goddelijke geven aan te leren en zo mensen opnieuw beeld van God te laten worden.
Pieter Both is predikant van de hervormde gemeente De Regenboog in Harderwijk