God en de moraal
Het lijkt een term uit een ver verleden: ‘niets’ als stempel op mensen die niet-kerkelijk waren in de verzuilde samenleving van mijn jeugd. Het ging dan inderdaad om mensen met wie we, bijvoorbeeld op school of op zondag, niet zoveel contact hadden.
Ik kwam dit oude ‘niets’ ineens weer tegen, in een enquête van het Humanistisch Verbond, over de vraag wie de ‘ongelovige’ Nederlanders zijn die sinds 2017 de meerderheid van de bevolking vormen. Volgens het CBS is dat inmiddels 53%.
De enquête werd gehouden onder mensen die de vraag naar godsdienstigheid negatief hadden beantwoord en vervolgens konden kiezen uit verschillende beschrijvingen. De meerderheid hield het bij ‘niet godsdienstig’, maar ook termen als niets, atheïst, agnost, humanist en spiritueel scoorden behoorlijk.
Verder ging het over zaken van levensbelang, over waarden en verantwoordelijkheden, over geluk en troost, over voorbeelden en gewoontes. Het ging ook over vrijheid (van geloof en ongeloof) en gelijke behandeling (van gelovigen en ongelovigen).
Het ging er in de enquête uiteindelijk om aan te tonen dat ook niet godsdienstige mensen een moraal en goede waarden hebben
Het ging er in de enquête uiteindelijk om aan te tonen dat ook niet godsdienstige mensen een moraal en goede waarden hebben. Een concrete aanleiding was een Noord-Amerikaans onderzoek waaruit bleek dat in Nederland 22% van de mensen vindt dat geloof in God noodzakelijk is voor een moraal en goede waarden. ‘Nog altijd bijna een kwart’, was het commentaar.
Het onderscheid gelovig-ongelovig is wat simplistisch en daarbij is niet-godsdienstig net zo ongenuanceerd als godsdienstig. De cijfers van het CBS gaan trouwens in de eerste plaats over het behoren tot een religieuze groepering of gezindte. Ongelovig is dus niet per se hetzelfde als onkerkelijk.
Interessanter is daarom dat onderzoek uit de Verenigde Staten, waarin de vraag naar God en de moraal in tal van landen, onder mensen verschillende gezindten, inkomens en leeftijden werd gesteld. Het ligt voor de hand dat voor de niet-godsdienstig georganiseerden in Nederland de relatie tussen God en moraal laag scoort (4%), maar ook onder rooms-katholieke en protestantse Nederlanders liggen die percentages niet geweldig hoog (29% en 43%). Groter zijn de verschillen tussen gelovigen in rijkere en armere landen, tussen ouderen en jongeren.
Een ander interessante uitkomst: voor 83% van de ondervraagde protestanten in Nederland is God belangrijk in hun leven, voor de rooms-katholieken de helft minder (40%) en bij ongelovigen was dat 5%.
Dat is niet niks, en het levert genoeg stof tot nadenken. Wat betekent het voor onze moraal en goede waarden als we zeggen dat God belangrijk is in ons leven, of juist niet? Dat is een gesprek om in alle vrijheid en gelijkwaardigheid te voeren.
Tjeerd de Boer