Geschiedenis studeren vereist inlevingsvermogen
De afgelopen jaren mocht ik mij voor mijn historisch onderzoek onderdompelen in een wereld die mij aanvankelijk vreemd was. Ik doe onderzoek naar de geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad. Met dit werk kan ik de idealen die mij tijdens de studie Geschiedenis werden aangereikt in de praktijk brengen: als historicus probeer je je in te leven in andere mensen, in andere werelden, in andere tijden. Het willen begrijpen staat voorop.
Promoveren is een feest, maar vreemd is het soms wel. Het voelt als een silent disco: van een afstandje lijkt iedereen hetzelfde feestje te vieren, maar als je er onderdeel van bent, blijken de feestvierders vooral naar hun eigen muziek te luisteren.
Dit had niet te maken met een gevoel van eenzaamheid, een naar mijn idee onterechte dooddoener als het over promotieonderzoek gaat, maar meer met het inlevingsideaal dat ik meekreeg tijdens mijn studie.
Laten sommige historici zich niet te veel meeslepen door hun eigen interesses, hun eigen carrières en hun eigen agenda’s?
Ik denk soms bij mezelf: laten sommige historici zich niet te veel meeslepen door hun eigen interesses, hun eigen carrières en hun eigen agenda’s? Dit soort vragen drong zich aan mij op door de reacties die ik in de loop van de jaren kreeg op mijn onderzoek.
Zo werd mij geregeld gevraagd door mede-historici: ‘Jij bent toch helemaal geen christen?’ Natuurlijk is enige voorkennis handig als je diepgaand onderzoek doet, maar ik vraag mij af: zouden historici die het communisme of het nationaalsocialisme bestuderen vergelijkbare vragen krijgen?
Vaak kreeg ik na deze eerste vraag ongevraagd een onverbloemd inkijkje in de vooroordelen, of het gebrek aan kennis van deze historici. Wie weet was enige opluchting in het spel: ze wisten dat ik geen christen ben en konden mij hun frustraties wel toevertrouwen.
Ik kreeg menigmaal te horen hoe ‘fout’ christelijke denkbeelden wel niet zijn. Zo werd mij op het hart gedrukt te ‘laten zien’ hoe ‘middeleeuws’ hun opvattingen over bijvoorbeeld vrouwen zijn. Let wel: ik had dit soort gesprekken met historici, mensen die zich beroepshalve inleven in ‘de ander’.
Misschien is het wel onmogelijk om je als historicus in te leven in anderen. De afstand in jaren en opvattingen kan groot zijn. Ik kan mij echter niet aan de indruk onttrekken dat mijn onderwerp meespeelt: voor veel historici heeft religie amper relevantie. Zelfs de historische betekenis ervan lijkt velen te ontgaan.
Noem mij naïef, maar ik probeer het te begrijpen.
Christoph van den Belt is historicus en promovendus aan de Vrije Universiteit