Familie overzee
Het nieuwe jaar begon voor mij met een reis naar ‘de West’, naar Bonaire en Curaçao. Als lid van de commissie Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer neem ik twee maal per jaar deel aan het IPKO: het Interparlementair KoninkrijksOverleg. In dat overleg ontmoeten de parlementen van de vier landen van het Koninkrijk elkaar: afgevaardigden van de Staten van Aruba, van Curaçao, van Sint Maarten en van de Eerste en Tweede Kamer in Nederland. In de zomer vergaderen we in Nederland, in de winter in één van de Caribische landen. Dit keer was Curaçao de vergaderplaats.
Voor veel mensen in de samenstelling van het Koninkrijk der Nederlanden een mysterie. Ze kennen wel de afzonderlijke eilanden: vlak voor de kust van Venezuela de benedenwindse eilanden Aruba, Curaçao en Bonaire. En 1.000 kilometer naar het noorden de bovenwindse eilanden Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. Totaal wonen er in dat Caribisch deel ruim 300.000 Nederlandse onderdanen.
Maar hoe die eilanden zich staatsrechtelijk verhouden tot Europees Nederland: ingewikkeld! Sinds 10 oktober 2010 kent ons Koninkrijk vier gelijkwaardige landen: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland. Niet gelijk, wel gelijkwaardig. Die landen zijn elk verantwoordelijk om ‘hun eigen broek op te houden’, uitgezonderd buitenlandse zaken en defensie. Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn niet afzonderlijke landen maar maken als Caribisch Nederland deel uit van het land Nederland. Het zijn bijzondere gemeenten, op ruim 8.000 kilometer afstand van Den Haag.
Het was voor mij het derde IPKO. Hoewel het elke keer weer boeiend is om op bezoek te gaan in een totaal andere cultuur, zijn IPKO’s moeizame, schurende bijeenkomsten. Er is veel gedoe en onmin tussen de landen van het Koninkrijk, daar waar het gaat om financiën, verdeling van taken, over de invulling van de rechtsstaat. Natuurlijk speelt de historie van kolonisatie en ongelijke verhoudingen een rol, maar ook de beperkte mogelijkheden van kleine landen die zich geconfronteerd zien met enorme problemen op het vlak van economie en migratie.
Maar ondanks het ongemak, het schuren, soms zelfs de openlijke boosheid weet je: over een half jaar zien we elkaar weer. De banden zijn sterk, eeuwen oud. Veel jongeren uit de West studeren in Nederland, veel Nederlanders strijken voor kortere of langere tijd neer op de eilanden.
Ik ervaar de band met de Antillianen als een familieband: zelfs als je er vanaf zou willen, dan lukt je dat niet. Je staat elkaar bij in goede en slechte tijden, durft elkaar de waarheid te zeggen omdat je het uiteindelijk goed voor hebt met elkaar. Maar wat kan het soms schuren en moeilijk zijn. Ja, écht familie.
Chris van Dam is lid van de Tweede Kamer voor het CDA