Euthanasie is geen ja-nee-sticker
Er zijn van die onderwerpen die je niet makkelijk aansnijdt bij een verjaardagsfeestje of een familiereünie. De dood is er daar een van. Het voelt ongemakkelijk om te praten over iets dat we het liefst zo ver mogelijk vooruit schuiven. Ook al weten we zeker dat de dood voor ons allemaal het zekere perspectief is.
In de politieke arena praten we er juist met een zekere regelmaat over. Onlangs nog bij het debat over de zorgbegroting. Een aantal liberale partijen, met in hun kielzog het Humanistisch Verbond, stelde dat mensen vaker met hun huisarts zouden moeten spreken over het levenseinde.
Ambulancerit
Daar ben ik het van harte mee eens. Het is zo verdrietig als mensen in de laatste fase van hun leven niet de zorg krijgen die nodig is of die ze zelf graag willen, en op een nare manier sterven. Vaak komt dat doordat er te lang wordt doorbehandeld. In plaats van in de vertrouwde omgeving thuis, sterven mensen dan in een ziekenhuisbed, omgeven door slangen, na een tevergeefse ambulancerit.
Daarom is het belangrijk om na te denken en te praten over de zorg als het levenseinde nadert. Met je naasten, je dierbaren en je huisarts. Zodat de dokter en de mensen om je heen weten wat voor jou waardevol is. En zodat jij weet welke mogelijkheden er zijn voor ondersteuning, pijnbestrijding, maar ook bijvoorbeeld geestelijke zorg en zingeving.
Ik heb er wel een probleem mee als dit levenseinde-gesprek door mijn liberale collega’s helemaal in het frame van euthanasie wordt getrokken. Ongeveer 4% van de mensen overlijdt na euthanasie, de andere 96% dus niet. Het is niet zo dat na euthanasie altijd ‘waardig sterven’ volgt (om in de terminologie van het Humanistisch Verbond te blijven). Omgekeerd is het ook niet zo dat een natuurlijke dood altijd zonder regie plaatsvindt.
Het verlangen naar regie en een waardig sterven is invoelbaar, maar kan niet door de dokter op een presenteerblaadje worden geleverd. Wat wel kan, is het gesprek hierover voeren, zodat jouw huisarts weet hoe je tegen het sterven aankijkt.
Omissie
En dan is er het Expertisecentrum Euthanasie, voorheen de Levenseindekliniek, die artsen graag wil helpen om het gesprek over het levenseinde te voeren. Een nobel streven, zou je zeggen, maar problematisch als je bedenkt dat de Levenseindekliniek is opgericht om mensen euthanasie te verlenen (uiteraard binnen de criteria van de Euthanasiewet) als hun behandelend arts dat om welke reden dan ook niet ziet zitten.
Een van de grootste omissies bij de Euthanasiewet is dat de arts-patiënt relatie is losgelaten en dat ook artsen van de Levenseindekliniek het dodelijke middel kunnen toedienen. Ik kan niet begrijpen dat een instantie die met dit doel is opgericht artsen gaat helpen bij het goede gesprek over het levenseinde. Het is toch echt de beroepsgroep zelf die hier met richtlijnen moet komen. Dit mag niet aan de Levenseindekliniek worden overgelaten.
Tegen gestemd
Ja, en toen lagen er twee moties hierover. Wij konden niet anders dan tegen stemmen. De ChristenUnie staat voor de beschermwaardigheid van het door God gegeven leven en is geen voorstander van de Euthanasiewet. Maar ook voorstanders van de Euthanasiewet zouden moeten inzien dat uitspraken van de Kamer, die zo nadrukkelijk euthanasie promoten, voorbij gaan aan de veelheid en complexiteit van vraagstukken rond het levenseinde.
Patiënten kunnen vaak moeilijk inschatten hoe zij zich zullen voelen en waar zij behoefte aan hebben als de dood aanstaande is. Het gebeurt nogal eens dat het verlies van regie als minder erg wordt ervaren dan het begrijpelijke angstbeeld dat men daarvan had. Daarom kan wat ons betreft de schriftelijke wilsverklaring nooit het gesprek tussen patiënt en arts vervangen.
Voor artsen blijft euthanasie niet-normaal medisch handelen en is iedere euthanasievraag een op zichzelf staand verzoek waar buitengewoon zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Zoals ethicus Gert van Dijk van de KNMG het treffend verwoordde: ,,Euthanasie is geen ja/nee sticker".
Carla Dik-Faber is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie