Er is lang genoeg gezwegen over gedwongen seks
Genoeg gezwegen. Dat is de titel van het pas verschenen boek van Sophie Van Reeth, een twintigjarige student geschiedenis aan de Universiteit van Antwerpen. Tijdens het studentenleven werd ze seksueel misbruikt door een zogenaamde vriend.
Dat Van Reeth de enige niet is, blijkt uit de zeven getuigenissen die ze optekende; zes vrouwen en een man. Met haar boek wil ze het stilzwijgen doorbreken.
Haar voorwoord leest als een vlammend betoog. De eerste zin hakt er meteen al in: ‘Wat zou jij doen als je seks hebt met een meisje, en terwijl jullie bezig zijn, vraagt ze te stoppen?’
Van Reeth hoorde die vraag stellen tijdens een les in seksuele voorlichting op de middelbare school, en de helft van haar mannelijke klasgenoten gaf aan de avances waarschijnlijk toch te zullen doorzetten. De aanvankelijke schok van Van Reeth maakte geleidelijk plaats voor woede. Want terwijl vrouwen die opkomen voor vrouwenrechten voor ‘feminazi’s’ worden versleten, gaat seksueel misbruik intussen gewoon door.
We maakten onszelf op alle mogelijke manieren wijs dat het aan ons had gelegen. Zelden kwam het in ons op het monster ter discussie te stellen
Want zo noemt ze het, luid en duidelijk. Wat natuurlijk een rol speelt, is dat Van Reeth minstens half zo jong is als ik. Veel vrouwen van mijn generatie leefden met een veelkoppig monster. Je werd er al jong voor gewaarschuwd: kleed je netjes, zit ladylike, ga ’s avonds niet alleen over straat en mijd verlaten steegjes.
Het monster loerde niet alleen overal, maar had ook tentakels. Nadat het had toegeslagen, knoopte je beschaamd je blouse dicht. Of loog je thuis over de afgerukte knopen en deed je er verder het zwijgen toe.
Tot de zwarte band met judo kwam het nooit, maar ik leerde mij in elk geval verweren. De verdedigingstactieken varieerden van een ferme trap tegen de schenen tot het barricaderen van een Parijse hoteldeur en het pijlsnel binnenvluchten in de tent van vrienden.
“Wees maar blij dat je geen dochters hebt”, zeiden vriendinnen opgelucht toen mijn vierde zoon zich aankondigde. Want zonder woorden wisten we het allemaal: een dochter is een bron van zorg. Haar leven lang moet ze uit de klauwen blijven van loverboys, op haar roklengte letten, stille straatjes mijden, oppassen dat haar ‘nee’ geen ‘misschien’ wordt, of zelfs een ‘ja’.
Lees ook: Legalisering voorkomt geen dwang
Intussen droegen wij onze wonden in stilte; de momenten dat we zelf de autonomie over ons lichaam waren verloren. We maakten onszelf op alle mogelijke manieren wijs dat het aan ons had gelegen. We waren niet oplettend genoeg geweest, we hadden dat strakke bloesje nooit mogen dragen, de drukke metro moeten mijden of een andere route moeten nemen. Zelden kwam het in ons op het monster ter discussie te stellen.
Zo niet de generatie van Van Reeth. In haar boek geeft de studente het monster een naam: seksueel misbruik. ‘Het is tijd dat de slachtoffers een gezicht krijgen’, stelt ze, ‘het gezicht van iemand die nog leeft, want dat zijn de mensen waar we wel nog iets voor kunnen betekenen, waar het niet te laat voor is’.
Gelijk heeft ze. Achter de zwarte cover van haar boek komen de gezichten achter verdrongen, vergeten en verzwegen verhalen eindelijk tot leven. Want zwijgen hoeft niet meer. Haar ouders mogen zich in hun handen wrijven met zo’n dochter.
Kelly Keasberry is theoloog, masterstudent Journalistiek en redacteur van tijdschrift Tertio