
Eigenheid en eigenwijsheid op krantenpapier
Tot op de dag van vandaag hebben we drie relatief kleine christelijke kranten in Nederland. Historicus Christoph van den Belt vraagt zich af: waar komen ze vandaag en waarom zijn ze nooit gefuseerd?
De negentiende eeuw was de kraamkamer van de meest uiteenlopende dagbladen. De grondwettelijk verankerde persvrijheid erkende het belang van media, maar de dagbladzegel maakte kranten relatief duur. Toen deze belasting in 1869 werd afgeschaft, schoten de dagbladen als paddenstoelen uit de grond. Verschillende politieke en religieuze stromingen profiteerden hiervan door hun eigen bladen op te richten. Zo werden de gereformeerde De Standaard en het socialistische Het Volk opgericht, om maar twee uitersten te noemen.
Met name na de Tweede Wereldoorlog leidde een reeks fusies en overnames ertoe dat het aantal dagbladtitels in rap afnam. Daar kwam bij dat een slinkend aantal grote concern de dagbladmarkt ging domineren. Op dit moment zijn het er zelfs maar twee: het Mediahuis en De Persgroep. Deze twee Belgische concerns hebben ongeveer 90 procent van de Nederlandse dagbladmarkt in handen. Los daarvan bestaan een aantal kleinere uitgevers, waaronder de uitgevers die de kleine kranten Friesch Dagblad (FD), Nederlands Dagblad (ND) en Reformatorisch Dagblad (RD) uitgeven.
Gereformeerd
Sinds de kerkelijke scheuren in de negentiende eeuw hebben zich verschillende protestantse stromingen uitgekristalliseerd in Nederland. De drie genoemde kranten vertegenwoordigen drie belangrijke stromingen die zich sindsdien hebben ontwikkeld. Het Friesch Dagblad, een krant die sinds 1903 bestaat, heeft van de drie genoemde dagbladen de oudste papieren. Het Friesch Dagblad stamt uit de gereformeerde traditie van Abraham Kuyper (1837-1920).
Het was Kuyper die met zijn Doleantie (1886) een grote groep orthodoxe protestanten uit de Nederlandse Hervormde Kerk leidde. Zij hadden moeite met het liberale klimaat en de organisatiestructuur van de Nederlandse Hervormde Kerk. Kuyper verenigde deze mensen in een nieuw kerkgenootschap, de Gereformeerde Kerken in Nederland. Ook stond Kuyper aan de wieg van talloze gereformeerde organisaties, zoals de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), De Standaard en de Vrije Universiteit. De Standaard had een belangrijke rol bij het propageren van de antirevolutionaire beginselen.
Doordat Kuyper de pers een prominente plaats gaf, raakten steeds meer gereformeerden overtuigd van de waarde van de eigen pers. Elke provincie moest een eigen krant krijgen. Tientallen regionale en plaatselijke gereformeerde kranten zagen daarom het levenslicht, waaronder de Nieuwe Provinciale Groninger Courant, De Rotterdammer en, zoals gezegd, het Friesch Dagblad.
Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen of fuseerden veel van deze kranten. Zo gingen de Nieuwe Provinciale Groninger Courant en De Rotterdammer langzaam maar zeker op in Trouw en hield het Zeeuwsch Dagblad eenvoudig op te bestaan in 1962. Trouw, de naoorlogse opvolger van De Standaard, en het regionale Friesch Dagblad waren de enige twee van oorsprong gereformeerde kranten, de één landelijk en de ander regionaal, die uiteindelijk overbleven.
Vrijgemaakt gereformeerd
Het Nederlands Dagblad is minder oud. Deze maand viert de redactie van deze krant het 75-jarige bestaan. De vlugge rekenaar - of degene die de vrijgemaakt gereformeerde wereld kent - weet dat het om 1944 gaat. In augustus 1944 was de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ het startschot voor een kerkscheuring in de Gereformeerde Kerken, met een nieuw kerkverband als resultaat: de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Het conflict had een theologische component, botsende opvattingen over de betekenis van doop en verbond, en een kerkrechtelijke component, hoe heeft de synode te handelen? Om hun kerk legitimiteit te verschaffen tegenover de ‘valse’ gereformeerde kerk, legden vrijgemaakten veel nadruk op het belang van hun ‘ware’ kerk. Daar waar gereformeerden de kerk zagen als één van de belangrijke maatschappelijke organisaties, hamerden veel vrijgemaakten op de allesbepalende rol van de kerk.
Volgens vrijgemaakten wortelde elk aspect van het leven in de kerk. Daar kwam bij dat veel vrijgemaakten vonden dat ze een ‘ethisch conflict’ hadden met de gereformeerden. Dit had te maken met de grote woorden die tijdens schorings- en afzettingsprocedures voorafgaand aan de Vrijmaking waren gebezigd. Bijvoorbeeld: wie afweek, plaatste zich ‘buiten het Koninkrijk van God’.
Hoewel dit vaststaande formuleringen waren, waarvan men bij een tuchtmaatregel nu eenmaal gebruik moest maken, werden deze woorden door de vrijgemaakten letterlijk en persoonlijk opgevat. Samenwerking met mensen die hen zo behandelden, aldus de vrijgemaakten, was ook buiten de kerk geen optie meer. Vandaar dat onder meer een eigen krant noodzakelijk was geworden. Dit werd het Gereformeerd Gezinsblad (1948) dat eind jaren vijftig een dagblad werd en sinds 30 december 1967 verschijnt onder de naam Nederlands Dagblad.
Bevindelijk gereformeerd
Het Reformatorisch Dagblad, dat verschijnt sinds 1971, is de jongste van de drie. Deze krant richtte zich niet op de gereformeerde wereld die Kuyper had georganiseerd en ook niet op de vrijgemaakt gereformeerde wereld die was ontstaan onder leiding van Klaas Schilder. Het ging het RD om bevindelijk gereformeerden.
Deze groep bestond grofweg uit de orthodoxe protestanten die ook moeite hadden met de ontwikkelingen binnen de Nederlandse Hervormde Kerk in de negentiende eeuw, maar niet meegingen met de vereniging van Kuyper. Deze protestanten zonderden zich af in losstaande kerkverbanden, zoals de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk (1906) of de Gereformeerde Gemeenten (1907). Theologisch gezien moesten zij niets van Kuyper hebben, maar velen lazen één van diens (regionale) kranten.
Dat veranderde in de jaren zestig. In deze periode verschoot de gereformeerde wereld van kleur: theologen stelden voorzichtig vragen bij het gezag van de Bijbel en Trouw organiseerde openlijke discussies over heilige huisjes, zoals de betekenis van de zondagsrust. Dat ging veel bevindelijk gereformeerden te ver.
Overigens gold dat ook Hendrik Algra, van 1936 tot 1977 hoofdredacteur van het Friesch Dagblad. Hij schreef in 1969 aan Trouw-hoofdredacteur Siewert Bruins Slot: ‘Ik heb je leren kennen als iemand die diep doordrongen was van de betekenis van het Gereformeerd belijden. Maar jouw krant wordt hoe langer hoe meer het doorgeefluik voor alle mogelijke nieuwlichterij, waarbij de Bijbel wordt aangepast aan de wensen van deze tijd.’
Voor de bevindelijk gereformeerden vormde de uitvoerige berichtgeving van Trouw over een polio-epidemie in Elspeet in 1966 de druppel. Bevindelijk gereformeerden vonden dat mensen die hun kind niet wilden laten inenten belachelijk werden gemaakt door de berichtgeving in Trouw. Zij besloten tot oprichting van hun eigen krant: het Reformatorisch Dagblad (1971). Hiermee kwamen er drie verschillende kranten voor en door drie verschillende groepen protestanten.
Een veranderende context
Het was niet zonder reden dat zoveel dagbladtitels verdwenen in de loop van de twintigste eeuw. Technische ontwikkelingen, zoals nieuwe druktechnieken en computers, maakten het werk van de journalist gemakkelijker en verhoogden de kwaliteit van het drukwerk. Maar de geldbedragen die nodig zijn voor zulke investeringen namen toe. Schaalvergroting was het devies: hoe groter het mediabedrijf, hoe groter de financiële slagkracht. Hierdoor werd de dagbladmarkt in toenemende mate bepaald door een aantal grote spelers.
Daar kwam bij dat de Nederlandse economie in het begin van de jaren tachtig in een recessie verkeerde. Alle Nederlandse dagbladen kregen hiermee te maken. Het ND en RD werden voor het eerst in hun bestaan geconfronteerd met een stagnerend aantal abonnees gedurende meerdere jaren, en ook het FD, dat al wel vaker met schommelde cijfers te maken had, kreeg het lastig.
In zulke perioden hielden de directies van de kranten elkaar nauwlettend in de gaten. Zo rapporteerde RD-directeur Klaas Bokma in augustus 1985 intern over tegenvallende cijfers. Geruststellend merkte hij daarbij op: ‘Hoewel het een schrale troost is doen onze collega’s het doorgaans niet beter, maar slechter. Het Friesch Dagblad bijvoorbeeld verloor vorig jaar 850 abonnees en begrootte voor dit jaar een verlies van 650.’
Samenwerking?
Ze hielden elkaar in de gaten, maar gingen tegelijkertijd nadenken over samenwerkingsvormen. De eerste sporen hiervan gaan terug naar 1980. Het drukcontract dat het RD op dat moment had, liep nog maar een paar jaar door en daarom oriënteerde RD-directeur Bokma zich op de mogelijkheden.
Bokma hoopte ‘nog eens samen wat [te] filosoferen over wat je in de toekomst eventueel samen op het gebied van drukken zou kunnen doen’, zo noteerde hij in een intern verslag. Ook was hij benieuwd of ze combinatietarieven voor adverteerders konden opstellen. Een totale oplage van de drie kranten is altijd interessanter dan de oplage van één deze kranten, zo was het idee.
In een periode van meerdere maanden vonden zo nu en dan gesprekken plaats tussen de directies van de drie kranten. In april 1981 leverde dat een concreet resultaat op: ze spraken af om ‘relevante gegevens’ uit te wisselen en samen advertenties te werven voor de ‘christelijke markt’.
Het Friesch Dagblad haakte echter al gauw af. Als regionale krant oriënteerde dit dagblad zich in de eerste plaats op de Friese markt. Maar tussen het ND en RD ontstond een jarenlang lopende samenwerking op het gebied van advertentieacquisitie die bekend kwam te staan als de ND/RD-combinatie. Deze samenwerking legde beide dagbladonderneming geen windeieren.
Naar verloop van tijd gingen het FD en het ND zich explicieter dan voorheen richten op nieuwe lezersgroepen. Zo probeerde het Friesch Dagblad vanaf de jaren zestig de hervormde lezer te bereiken en dong het Nederlands Dagblad vanaf de jaren zeventig naar de gunst van met name christelijk gereformeerden en Nederlands gereformeerden. Hierdoor gingen de dagbladondernemingen elkaar meer als concurrenten zien.
Hoewel het RD zich altijd op bevindelijk gereformeerden heeft gericht, heeft directeur Bokma altijd elke lezer willen verwelkomen (al leverde dat intern discussie op). Een voorbeeld dateert uit december 1983. Bij het RD werd gesproken over problemen die op dat moment bij het Friesch Dagblad zouden bestaan. Die krant had moeite om een nieuwe hoofdredacteur te vinden en lezers waren ontevreden.
Wellicht, zo redeneerde Bokma, kon het RD hiervan profiteren. Hij rapporteerde intern: ‘We hebben thans al onze abonnees in Friesland gevraagd om ons adressen op te geven van personen, van wie zij denken dat zij het RD wel willen lezen. Er zijn al heel wat adressen binnengekomen, die door onze colporteur moeten worden bewerkt. ’t Vraagt allemaal echter veel tijd. We zijn van plan om deze winter opnieuw een aantal regionale bijeenkomsten in Groningen en Friesland te houden om te proberen de zaak verder op te warmen.’ Een dagbladonderneming in de lucht houden is overleven.
Verschillende culturen
De drie genoemde kranten kwamen voort uit verschillende kerkelijke groeperingen en waren hierdoor gestempeld: het Friesch Dagblad moest bijdragen aan de opbouw van het gereformeerde leven, het Nederlands Dagblad was in de eerste plaats het product van een kerkscheuring en het Reformatorisch Dagblad moest vooral zaken buiten de deur houden. De dagbladen vertegenwoordigden verschillende culturen.
Sinds de oprichting van deze kranten is natuurlijk veel veranderd. Zo heeft de maatschappelijke betekenis van de kerk aan belang ingeboet. Dit zie je terug bij het ND en FD; die richten zich niet meer op een lezerspubliek van één kerk. Het RD daarentegen heeft zich altijd op een kerkelijk afgebakende groep gericht.
Wellicht ligt hier een deel van een antwoord op de vraag waarom deze kranten nooit ten prooi zijn gevallen aan de vele fusies die plaatsvonden in de twintigste eeuw: elk van deze kranten heeft een eigen (door de tijd heen veranderend) unique selling point: christelijk en Fries, christelijk betrokken of bevindelijk gereformeerd.
Christoph van den Belt is historicus en werkt als promovendus aan de Vrije Universiteit en als docent Journalistiek aan de Christelijke Hogeschool Ede. Zijn onderzoek gaat over de geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad.