
De partijlijn is heilig, afwijken is taboe
Van die 32 Kamerleden gingen er twaalf naar het kabinet. Van die andere twintig gingen er tien weg vanwege het aanvaarden van een andere functie en de andere tien om andere, meestal privé-redenen. Onder die twintig zijn zes VVD’ers, van wie slechts één opstapte, Han ten Broeke, en de andere vijf vertrokken.
Elke keer als een Kamerlid vertrekt, krijgt hij of zij een afscheidswoordje van voorzitter Arib. Altijd als de reden van vertrek een andere baan is, laat zij fijntjes weten dat die zijn kiezers in de steek laat.
Het is speculeren waarom zoveel Kamerleden een andere baan willen. Een ding is zeker: als iemand solliciteert naar een nieuwe baan is dat vaak niet alleen omdat dat zo’n mooie baan is, maar ook omdat de uitdaging bij de huidige baan er wel een beetje af is.
Wat wel opvalt is dat er zoveel VVD’ers vertrekken – en trouwens ook GroenLinksers (drie op veertien zetels). Het is bekend van de liberalen dat backbenchers er weinig bewegingsvrijheid hebben en alles wat ze doen via de fractieleiding of de woordvoering loopt. Het is niet de bedoeling om op te vallen of uit de pas te lopen. De eenheid van de coalitie is van levensbelang, en met een meerderheid van een zetel moeten alle kikkers in de kruiwagen blijven.
Het zelfde verhaal bij Groen- Links. Je moet er maar tegen kunnen dat de hele partijlijn draait om het uitvergroten van het leiderschap van Jesse Klaver. De eigenzinnige Zihni Özdil in elk geval niet.
Bij zijn afscheid klaagde hij er over dat geld voor fractieondersteuning op de grote hoop ging. Waarna ook het sociale-media-team, dat Klaver op Facebook en Twitter profileert, er van betaald werd. Het is niet heel toevallig dat behalve Özdil ook de drie Kamerleden met wie Klaver eerder een viermansfractie vormde al hun heil elders zochten.
Uiteindelijk komt fractiediscipline niet alleen neer op je houden aan afspraken, maar ook aan je schikken in de partijleiding. Dat moet je kunnen. Vroeger waren er vaker Kamerleden die afwijkend stemden.
Niet dat Kamerleden vroeger autonomer of eigenzinniger waren. Vroeger waren de middenpartijen groter en hadden ze meer stromingen in hun midden. Om alle partijvleugels tevreden te houden werden er Kamerleden gerekruteerd uit alle interne stromingen. Als dan bij een onderwerp de eigen partij verdeeld was, was dat ook te merken in het fractiestandpunt. Zo konden alle leden zich herkennen in de fractie.
Tegenwoordig zijn partijen nauwelijks nog brede maatschappelijke verbanden waar verschillende groepen zich rond een bepaalde ideologie samenkomen. Elke vleugel heeft nu zijn eigen partij, vandaar dat er zoveel middelgrote partijen in de Kamer zitten.
Partijen zijn eerder kleine lobbygroepen die in dienst staan van de uitgezette lijn van de partijleiding. Dat vraagt andere vertegenwoordigers. Mensen die het accepteren om in dienst te staan van die partijlijn en niet buiten de lijntjes kleuren.
Geen wonder dat partijen liever een oud-fractiemedewerker vragen dan een volkstribuun uit de provincie of een originele denker.