Dashboardpolitiek houdt het maakbaarheidsidee in stand
Door de coronapandemie is het verlangen naar beheersbaarheid - een van de belangrijkste grondslagen van het moderne samenleven - abrupt weggevallen. We beseffen meer dan ooit tevoren dat we het leven niet altijd zelf leiden, maar dat we soms ook wórden geleid. Dat we het leven niet altijd onder controle hebben.
In ons persoonlijke leven snappen we heel goed dat we moeten ‘leven van wat komt’, zoals theoloog Erik Borgman het uitdrukt. Maar het merkwaardige is intussen dat we van het collectief en de politiek een grote mate van beheersbaarheid en voorspelbaarheid verlangen.
De politiek zelf loopt voorop om die mythe van beheersbaarheid in stand te houden. Dat geldt zowel voor de klassieke als de populistische partijen: ze weigeren tragiek te aanvaarden.
De suggestie van het kabinet is: we fixen het, als we maar voldoende data invoeren. Maar de werkelijkheid is veel complexer
Denk alleen al aan de metafoor van het dashboard van het kabinet. Het dashboard moet een soort digitaal controlepaneel voorstellen waarop allerlei coronagerelateerde data worden samengebracht om zo corona ‘maximaal te controleren’. In feite een technisch-instrumenteel complex om de verspreiding van het virus tegen te gaan.
Filosoof en bestuurskundige Robert van Putten publiceerde recent zijn fraaie en meeslepende dissertatie De ban van beheersing over het denkbeeld van maakbaarheid in het openbaar bestuur. In de bestuurlijke en politieke praktijk is het maakbaarheidsdenken al zeker een slordige tweehonderd jaar aanwezig, zo laat hij zien.
In zijn proefschrift bestempelt hij het bestuurlijke verlangen naar beheersing en perfectie als het machinemodel, een dashboard eigenlijk. Maar Van Putten stelt terecht dat het vertrekpunt van het machinemodel fundamenteel onjuist is: samenleving en beleid zijn geen machines en het maatschappelijk leven functioneert niet machinematig.
Beelden doen ertoe. Het kabinet wil met het dashboard de werkelijkheid ontdekken. Maar de paradox is dat het met deze beeldspraak eerder een nieuwe werkelijkheid heeft geschapen dan dat het die blootlegt. De suggestie van het kabinet is: wij fixen het, als we maar voldoende data invoeren. Maar de werkelijkheid is natuurlijk veel complexer dan het wereldbeeld van de machine suggereert. En zo draait een politiek van goede bedoelingen al snel om in haar tegendeel: frustratie over het gebrek aan beheersing.
De overheid kan geen zekerheid bieden, het gaat er eerder om zo goed mogelijk met de onzekerheid om te gaan
Nu duidelijk is dat het coronavirus voorlopig nog niet weg is, is het tijd voor een nieuw repertoire. Om te beginnen zou het ‘ethos van beheersing’ vervangen kunnen worden door, wat Van Putten noemt, een ‘ethos van gematigdheid’. Er zijn grenzen aan de technologisch-instrumentele beheersingsdrang. De overheid kan geen zekerheid bieden, het gaat er eerder om zo goed mogelijk met de onzekerheid om te gaan.
Ook zou de overheid meer de sociale praktijk van het samenleven in acht kunnen nemen. Zo’n benadering van de praktijk, met oog voor de principes en waarden die reeds aanwezig zijn in de samenleving, toont zich allergisch voor maakbaarheidsbestuur.
Misschien ligt hier ook een rol voor kerken en maatschappelijke organisaties. Bestuurders mogen dan voorop lopen in hun verlangen naar beheersing, ze krijgen ook nauwelijks ruimte om het ongerijmde, ongewisse en ongecontroleerde van de huidige crisis te belichten. Waar is het geluid van de kerken over de omgang met ziekte, lijden en dood? Het zou winst zijn als zij zich daar onophoudelijk over uitspreken.
Pieter Jan Dijkman is directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA