Cultuur en zelfkritiek
Enkele jaren terug werd in Utrecht een tentoonstelling van uitdagende moderne kunst aangekondigd met de slogan: ‘Kunst is geen cultuur, kunst is cultuurkritiek’. Dat schoot me te binnen toen gedurende de Kerstperiode het begrip joods-christelijke cultuur, traditie en dito waarden weer opdook in publieke discussie.
Ongemak overviel me. Is het niet meer een begrip om mensen uit te sluiten, die niet kunnen claimen tot die joods-christelijke cultuur te behoren, in het bijzonder moslims? Helemaal als je moet constateren dat sommigen die pleiten voor het behoud van de joods-christelijke cultuur, één van de bijbehorende geloven eigenlijk helemaal niet aanhangen.
Het beroep op joods-christelijke cultuur klinkt vaak triomfantelijk, een claim op tweeduizend jaar Europese beschaving. Het antwoord op de vraag wat die waarden nou eigenlijk zijn, klinkt nogal eens stamelend. Een joodse kennis reageert steeds erg cynisch als hij opiniemakers en politici weer eens een beroep hoort doen op joods-christelijke cultuur en waarden: ,,Die hadden blijkbaar even vakantie tussen 1933 en 1945”.
Toch wil ik het begrip joods-christelijke waarden niet te snel bij het huisvuil zetten. Ik groeide op als zoon van een predikant in de naoorlogse Nederlands Hervormde Kerk. Groot was het besef bij ons thuis dat het tussen ‘33 en ’45 inderdaad helemaal niet goed gegaan was met de christelijke waarden. Uitsluiting van joden was voor ’33 heel gebruikelijk, niet alleen fysiek, maar ook in het denken over waarden, geschiedenis en religie.
Een heroriëntatie op de joodse wortels van het christelijk geloof bracht mijn vader en veel andere theologen bij joodse theologen en filosofen als Buber en Levinas, en de uitdaging die zij formuleren om mens te worden in relatie tot de ander, of zelfs om ‘God te zien in het gelaat van de ander’.
Tegenover de geschiedenis van uitsluiting kwam een ideaal van radicale insluiting. Dit begrip van joods-christelijke waarden is niet een deel van een triomfantelijk verhaal over wat er in Europa allemaal bereikt is, maar juist een uiting van kritisch besef van onze eigen cultuur en geschiedenis: als we niet kiezen voor radicale insluiting kan het verschrikkelijk mis gaan.
Het ongemak in veel kerken is groot als er weer een beroep gedaan wordt op joods-christelijke waarden. In synagogen zal dat vaak niet anders zijn. Zou het antwoord niet net zo iets moeten zijn als de slogan van die Utrechtse tentoonstelling: ‘Joods-christelijke waarden: geen cultuur maar cultuurkritiek’.
Jan Jaap Oosterzee is hoofd Public Affairs van PAX