Burgerschapsvorming als kerntaak van iedere school
De wetswijziging over het bevorderen van goed burgerschap die minister Arie Slob van Onderwijs heeft ingediend roept kritische reacties op. Alweer die regeltjescultuur en bovendien een aantasting van de autonomie van de leraar en het schoolbestuur. Het probleem ligt echter vooral in de slechte toelichting bij de wet.
De wetswijziging van artikel 8 van de Wet op het primair onderwijs luidt:
‘Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden’.
Een wet behoort kort te formuleren wat er moet gebeuren. De toelichting - onderdeel van de wet - dient de termen duidelijk te definiëren. In dit geval dus: Wat is ‘actief burgerschap’ en ‘sociale cohesie’, hoe stimuleer je ‘actief oefenen’?
Wie de vele pagina’s toelichting leest, valt van de ene teleurstelling in de andere. De kritiek is begrijpelijk. Voor leraren komt weer een taak erbij, je zoekt het maar uit, met daarbij de waarschuwing dat de inspectie zal komen controleren of deze nieuwe artikelen in het schoolplan wel goed vorm hebben gekregen.
Mijn kritiek richt zich niet op de goed bedoelde intentie van de wetswijziging, maar op die 25 pagina’s toelichting. Heel veel woorden maar geen duidelijke omschrijving of definitie van de gebruikte termen. Prietpraat heet dat, gevat in merkwaardig taalgebruik.
‘Tevens wordt van bevoegde gezagen verwacht dat zij zorgdragen voor een schoolcultuur waarin alle bij het aanbieden van onderwijs betrokken personen in hun uitingen handelen in overeenstemming met deze waarden.’ Het meervoud van het woord gezag is gewoon ‘gezag’. Afgezien daarvan: van welke gezag-laag wordt dit zorgdragen verwacht?
Het is nodig dat we de spelregels delen, staat er. Volgens mij moeten leerlingen de spelregels leren kennen en begrijpen.
In de wet wordt het begrip ‘sociale integratie’ vervangen door het begrip ‘sociale cohesie’. Welke verbetering levert het vervangen van de ene onduidelijk term door de andere?
Opnieuw is hier een minister met uitstekende bedoelingen maar met ambtenaren die tekort schieten bij de uitwerking. Deze wetswijziging mist praktische uitwerking, de toelichting staat vol prietpraat. Kunnen de Kamerleden hier nog iets bruikbaars van bakken?.
Hanneke Gelderblom-Lankhout was Eerste Kamerlid voor D66, thans kernlid van OJCM, het overlegorgaan van Joden, Christenen en Moslims